ECLI:NL:RBZWB:2025:3507

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
11694052 / OV VERZ 25-1765 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • S. Swaanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik met toepassing van dagvaardingsprocedure

In deze zaak verzochten de verzoekers de kantonrechter om de huurovereenkomst te beëindigen wegens dringend eigen gebruik. De kantonrechter, zittende in Bergen op Zoom, heeft op 28 mei 2025 uitspraak gedaan. De verzoekers, die in persoon procedeerden, stelden dat er een huurovereenkomst bestond met betrekking tot een woning. Ze baseerden hun verzoek op artikel 7:274 lid 1, onderdeel c, van het Burgerlijk Wetboek, dat vereist dat de verhuurder aannemelijk maakt dat hij de woning dringend nodig heeft voor eigen gebruik. De kantonrechter oordeelde dat de verzoekers hun vordering niet op de juiste wijze hadden ingediend, aangezien de procedure bij verzoekschrift niet de juiste weg was. De kantonrechter paste artikel 69 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toe, wat inhoudt dat de rechtbank verplicht is om te onderzoeken of de procedure met het juiste procesinleidend stuk aanhangig is gemaakt. Aangezien de verzoekers geen grondslagen hadden aangevoerd die duiden op een verzoekschriftprocedure, werd besloten dat de zaak moest worden voortgezet volgens de regels van de dagvaardingsprocedure. De kantonrechter gaf de verzoekers de gelegenheid om hun stellingen aan te passen aan de toepasselijke procesregels en bepaalde dat zij de verweerders moesten oproepen volgens de wettelijke termijnen en vormvoorschriften. De beschikking werd gegeven door S. Swaanen en uitgesproken op 28 mei 2025.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Bergen op Zoom
zaaknummer: 11694052 / OV VERZ 25-1765
Beschikking van 28 mei 2025
in de zaak van

1.[verzoeker 1],

2.
[verzoeker 2],
beiden te [plaats],
verzoekers,
hierna verder te noemen: [verzoekers],
procederende in persoon,
tegen

1.[verweerder 1],

2.
[verweerder 2],
beiden te [plaats],
hierna verder te noemen: [verweerders],
verweerders.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties ontvangen op 7 mei 2025.

2.Het verzoek

2.1.
De kantonrechter begrijpt uit het verzoekschrift dat tussen partijen een huurovereenkomst bestaat met betrekking tot de woning gelegen aan [adres]. [verzoekers] verzoeken de kantonrechter om de huurovereenkomst tussen partijen te beëindigen wegens dringend eigen gebruik.

3.De beoordeling

3.1.
[verzoekers] hebben hun verzoek gegrond op artikel van artikel 7:274 lid 1, onderdeel c, BW. Hieruit volgt dat de rechter de vordering slechts kan toewijzen indien de verhuurder aannemelijk maakt dat hij het verhuurde zo dringend nodig heeft voor eigen gebruik, vervreemding van de gehuurde woonruimte niet daaronder begrepen, dat van hem, de belangen van beide partijen en van onderhuurders naar billijkheid in aanmerking genomen, niet kan worden gevergd dat de huurovereenkomst wordt verlengd, en tevens blijkt dat de huurder, met uitzondering van de huurder, bedoeld in de artikelen 274c tot en met 274e, andere passende woonruimte kan verkrijgen.
3.2.
De kantonrechter overweegt dat ten aanzien van verzoekschriftenprocedures een gesloten systeem bestaat (MvT, Parl. Gesch. Herz. Rv, p. 434). De kantonrechter is slechts op grond van een concrete wetsbepaling bevoegd - en verplicht - tot het geven van een beschikking op een verzoekschrift (HR 15 maart 1991, LJN ZC0177 (C./Staat).
[verzoekers] hebben geen grondslagen aangevoerd die erop duiden dat de procedure bij verzoekschrift dient te worden aangebracht. Het verzoek van [verzoekers] is gegrond op artikel 7:274 lid 1, onderdeel c, BW. Uit de eerste zin van dit wetsartikel volgt dat de rechter een beslissing dient te nemen op een vordering. Dit betekent dat [verzoekers] hun vordering dienen in te stellen door middel van een dagvaarding.
3.3.
Conform artikel 69 Rv is de rechtbank verplicht, ook zonder een daartoe strekkend verweer, te onderzoeken of de procedure met het juiste procesinleidend stuk aanhangig is gemaakt. Indien de kantonrechter vervolgens constateert dat de zaak op het verkeerde ‘spoor’ zit, dient zij de wissel om te zetten en ervoor zorg te dragen dat de procedure wordt doorgeleid naar het juiste spoor.
3.4.
Gelet op het bepaalde in artikel 69 Rv zal de kantonrechter bevelen dat onderhavige zaak wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure, een en ander zoals in de beslissing vermeld. Voor het uitbrengen van het exploot van de oproeping dient [verzoekers] een deurwaarder in te schakelen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
beveelt dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt, zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure;
4.2.
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 25 juni 2025 te 10.00 uur teneinde [verzoekers] de gelegenheid te bieden hun stellingen zo nodig aan de op de dagvaardingsprocedure toepasselijke procesregels aan te passen;
4.3.
beveelt [verzoekers] om [verweerders], met in achtneming van de wettelijke termijnen en de voor dagvaarding geldende vormvoorschriften, tegen de hiervoor genoemde datum en tijd op te roepen onder betekening van het verzoekschrift en deze beslissing;
4.4.
bepaalt dat [verzoekers] het exploot van de oproeping uiterlijk één dag voor voornoemde roldatum ter inschrijving op de rol aan de griffie dient aan te bieden.
Deze beschikking is gegeven door Swaanen en uitgesproken op 28 mei 2025.