ECLI:NL:RBZWB:2025:3506

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
24/4130 ZW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewet-uitkering na afzeggen van afspraken met het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het UWV heeft in een besluit van 22 augustus 2023 de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 12 mei 2023. In het bestreden besluit van 25 april 2024 heeft het UWV de bezwaren van eiseres gegrond verklaard, maar de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 14 juli 2023. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 4 juni 2025 behandeld, waarbij eiseres aanwezig was met een begeleider en het UWV vertegenwoordigd werd door een medewerker. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Het UWV heeft de beëindiging van de ZW-uitkering gebaseerd op artikel 30a van de ZW, maar deze grondslag is niet expliciet genoemd. Eiseres heeft afspraken bij een verzekeringsarts afgezegd, maar de rechtbank constateert dat zij deze vooraf heeft afgebeld en dat de belgegevens van het UWV summier zijn. De rechtbank twijfelt aan de mogelijkheid van eiseres om deel te nemen aan de spreekuren, gezien haar psychische toestand en de omstandigheden rondom haar afwezigheid. De rechtbank concludeert dat het UWV onzorgvuldig heeft gehandeld door de uitkering zonder waarschuwing te beëindigen en dat het spreekuur ten onrechte telefonisch is gehouden.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waardoor de beëindiging van de ZW-uitkering ongedaan wordt gemaakt. Het UWV moet het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- vergoeden. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4130 ZW
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

en

De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(UWV), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1.
Het UWV heeft in een besluit van 22 augustus 2023 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 12 mei 2023.
1.2.
Het UWV heeft in het bestreden besluit van 25 april 2024 de bezwaren van eiseres hiertegen gegrond verklaard en de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 14 juli 2023.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 4 juni 2025 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Zij werd vergezeld door [naam 1]. Het UWV werd vertegenwoordigd door drs. [naam 2].
1.4.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven, en vindt daarvoor het volgende van belang.
2.1.
Het bestreden besluit is gebaseerd op artikel 30a van de ZW, hoewel deze wettelijke grondslag daarin niet wordt genoemd. Het UWV stelt dat eiseres zonder geldige reden niet is verschenen op geplande spreekuren bij een verzekeringsarts op 14 juli 2023 en 8 augustus 2023. Hierdoor kon haar recht op een ZW-uitkering niet worden vastgesteld in het kader van de zogeheten eerstejaars ZW-beoordeling. Volgens het UWV heeft eiseres geen geloofwaardige verklaring gegeven voor haar afwezigheid, en heeft zij haar situatie ook niet onderbouwd met medische gegevens.
2.2.
De rechtbank stelt vast dat eiseres de afspraken vooraf heeft afgebeld en telkens meer dan een maand later een nieuwe oproep kreeg. In dit verband merkt de rechtbank op dat de door het UWV ter zitting overgelegde belgegevens erg summier zijn, waardoor onduidelijk blijft waarom eiseres destijds precies heeft afgebeld voor de spreekuren en wat de telefonische reactie van het UWV was.
2.3.
De rechtbank constateert dat de uitleg van eiseres op de zitting over de reden van haar afwezigheid bij de spreekuren van 14 juli 2023 en 8 augustus 2023 warrig en inconsistent is. Toch heeft de rechtbank, op basis van het dossier en met name de zitting, grote twijfel of eiseres destijds wel in staat was om deel te nemen aan de spreekuren. De rechtbank twijfelt niet aan haar verhaal dat zij op enig moment van de trap is gevallen en dat zij zware medicijnen gebruikte. Hoewel zij wel fysiek aanwezig had kunnen zijn – zij zou immers worden gebracht door de heer [naam 1] – betekent dit nog niet dat zij, gezien haar psychische toestand, ook daadwerkelijk (op een zinvolle manier) kon meewerken aan een verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De rechtbank ziet in het dossier en de zitting ook geen aanwijzingen dat eiseres niet wilde verschijnen in de zin dat sprake was van onwil, maar eerder van onmacht.
2.4.
Verder is de rechtbank van oordeel dat het UWV onzorgvuldig heeft gehandeld door de ZW-uitkering zonder voorafgaande waarschuwing of opschorting volledig en met terugwerkende kracht te beëindigen.
2.5.
Daarnaast is het spreekuur van 15 april 2024 bij een verzekeringsarts (in het kader van de bezwaarprocedure) die was bedoeld om de verschoonbaarheid van haar afwezigheid bij de spreekuren te onderzoeken, ten onrechte telefonisch gehouden. Daardoor heeft de verzekeringsarts eiseres niet in persoon kunnen zien en zich geen volledig beeld kunnen vormen van de persoon en de situatie van eiseres.
2.6.
Het UWV heeft ten slotte nagelaten om te toetsen of er dringende redenen waren om af te zien van beëindiging van de ZW-uitkering, zoals bedoeld in artikel 30a, tweede lid, van de ZW.
2.7.
Gezien al deze gebreken kan het bestreden besluit niet in stand blijven.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep wordt gegrond verklaard en het bestreden besluit wordt vernietigd.
3.1.
Gelet op het tijdsverloop en de aard van de gebreken is herstel van die gebreken praktisch niet of nauwelijks mogelijk. De rechtbank zal daarom zelf in zaak voorzien, door het primaire besluit te herroepen. Dit betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering ongedaan wordt gemaakt.
3.2.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 51,- vergoeden.
3.3.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2025 door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier. De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via "Formulieren en inloggen" op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.