9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 1]van
€ 1.500,00aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 31 maart 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 2]van
€ 1.500,00aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 31 maart 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst de vorderingen van de benadeelde partijen voor het overige gedeelte af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] , € 1.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 31 maart 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
25 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] , € 1.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 31 maart 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
25 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. P.A.M. Wijffels en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J.M. van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 juni 2025.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 31 maart 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht door een
(PET-)fles met daarin een brandbare/explosieve vloeistof in aanraking te brengen met open vuur en/of die (aangestoken) (PET-)fles (vervolgens) in de richting van/naar/op (de voorgevel van) een woning (aan [adres] ) (toe) te gooien en/of aldaar te leggen en/of te zetten
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een woning (aan [adres] ) en/of omliggende woning(en) en/of een haag en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [benadeelde 1] en/of haar kinderen te duchten was.