ECLI:NL:RBZWB:2025:349

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
23/8953 tot en met 23/8955
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing van de geheimhoudingskamer inzake verzoek om geheimhouding in belastingzaak

Op 24 januari 2025 heeft de geheimhoudingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen in een zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De zaak betreft een verzoek om geheimhouding van bepaalde stukken die relevant zijn voor de belastingheffing bij een andere belastingplichtige. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend, waarin enkele bijlagen zijn geschoond. De rechtbank heeft deze geschoonde bijlagen aan de belanghebbende verstrekt. De geheimhoudingskamer heeft besloten om geen mondelinge behandeling ter zitting te houden, omdat de aard van de geheimhoudingsprocedure dit niet toelaat. De geheimhoudingskamer heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in overweging genomen, met name artikel 8:29, dat partijen de mogelijkheid biedt om stukken geheim te houden indien daarvoor gewichtige redenen zijn.

De geheimhoudingskamer heeft de geheimgehouden stukken beoordeeld en afgewogen of de redenen van de inspecteur om geheimhouding te verzoeken zwaarder wegen dan het belang van de belanghebbende bij onbeperkte kennisneming. De inspecteur heeft als reden voor geheimhouding de bescherming van de privacy van derden aangevoerd. De belanghebbende heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het anonimiseren van de gegevens van deze derden. De geheimhoudingskamer heeft geoordeeld dat de bescherming van privacy een gewichtige reden is voor het anonimiseren van de gegevens. Uiteindelijk heeft de geheimhoudingskamer het verzoek om geheimhouding toegewezen, wat betekent dat de inspecteur de stukken niet hoeft te overleggen aan de belanghebbende of de hoofdkamer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/8953 tot en met 23/8955

Beslissing van de geheimhoudingskamer van 24 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Het verzoek

1. De inspecteur heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, waarvan bijlage 56 en bijlage 60 zijn geschoond. Bij brief van 20 december 2023 heeft de inspecteur het geheimhoudingsverzoek gemotiveerd en daarbij de bijlagen ongeschoond overgelegd.
1.1.
De rechtbank heeft een afschrift van het verweerschrift met de geschoonde versie van bijlage 56 en bijlage 60 en het geheimhoudingsverzoek aan belanghebbende verstrekt.
1.2.
De bijlagen bestaan in totaal uit vier brieven aan derden waarin een bedrijfsonderzoek wordt aangekondigd met als doel om informatie te verzamelen voor de belastingheffing bij een andere belastingplichtige.

Overwegingen

Geen zitting
2. De geheimhoudingskamer heeft besloten een mondelinge behandeling ter zitting achterwege te laten. Reden daarvoor is dat de aard van de geheimhoudingsprocedure meebrengt dat een behandeling ter zitting in dit geval naar het oordeel van de geheimhoudingskamer niet geschikt is om het verzoek om geheimhouding van de inspecteur te behandelen. [1]
Kader voor beoordeling artikel 8:29 van de Awb
2.1.
De omstandigheid dat een stuk behoort tot op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb, brengt in beginsel met zich dat dit stuk in zijn geheel en ongeschoond moet worden overgelegd. Het bepaalde in artikel 8:29 van de Awb biedt echter aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van stukken te weigeren (geheimhouding) of de rechtbank mee te delen dat uitsluitend de rechter die de hoofdzaak beslist (hierna: de hoofdkamer) kennis zal mogen nemen van deze stukken (beperkte kennisneming). Ook biedt het bepaalde in artikel 8:29 van de Awb aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid stukken niet dan wel niet volledig (maar met onleesbaar gemaakte delen) aan de andere partij en de hoofdkamer ter kennis te brengen.
2.2.
Het verschil tussen het honoreren van een verzoek om geheimhouding en het honoreren van een verzoek om beperking van kennisneming is als volgt:
a. Geheimhouding: de (delen van de) stukken mogen door de inspecteur worden onthouden aan de hoofdkamer en aan de wederpartij; zowel de hoofdkamer als de wederpartij nemen geen kennis van deze (delen van) stukken en deze blijven bij de beslissing van de hoofdzaak geheel buiten beschouwing (geheimhouding).
b. Beperking kennisneming: de (delen van de) stukken komen wel ter beschikking van de hoofdkamer, maar de wederpartij kan geen kennisnemen van deze (delen van) stukken (beperkte kennisneming).
2.3.
Belanghebbende heeft geen toestemming verleend voor beperkte kennisneming (variant b). De geheimhoudingskamer zal daarom alleen beoordelen of geheimhouding (variant a) gerechtvaardigd is.
2.4.
Bij het geheimhouden van (delen van) op de zaak betrekking hebbende stukken moet de grootst mogelijke terughoudendheid wordt betracht. Slechts indien de door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
Beoordeling van het verzoek
2.5.
De geheimhoudingskamer heeft, met toepassing van artikel 8:29 van de Awb, kennisgenomen van de geheimgehouden stukken en van de stukken van de hoofdzaak. De geheimgehouden stukken zijn vervolgens onderworpen aan een afweging van het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming tegenover de redenen van de inspecteur om de stukken geheim te houden.
2.6.
De geheimhoudingskamer heeft geconstateerd dat in de bijlagen 56 en 60 die bij het verweerschrift zijn gevoegd de naam, het adres en het referentienummer van de derde is gelakt. De inspecteur heeft als gewichtige reden voor geheimhouding aangevoerd de bescherming van de privacy van derden. Belanghebbende heeft in zijn reactie van 15 januari 2024 verklaard er geen bezwaar tegen te hebben dat de namen van deze derden zijn geschoond.
2.7.
De geheimhoudingskamer is van oordeel dat de bescherming van privacy een gewichtige reden als bedoeld in artikel 8:29 Awb is voor het anonimiseren van die gegevens.

Beslissing

De geheimhoudingskamer wijst het verzoek om geheimhouding toe.
Deze beslissing is genomen door mr. M.M. de Werd, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, op 24 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze beslissing kan ingevolge artikel 8:104, derde lid, van de Awb slechts tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.

Voetnoten

1.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 april 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1593.