ECLI:NL:RBZWB:2025:349
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing van de geheimhoudingskamer inzake verzoek om geheimhouding in belastingzaak
Op 24 januari 2025 heeft de geheimhoudingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen in een zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De zaak betreft een verzoek om geheimhouding van bepaalde stukken die relevant zijn voor de belastingheffing bij een andere belastingplichtige. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend, waarin enkele bijlagen zijn geschoond. De rechtbank heeft deze geschoonde bijlagen aan de belanghebbende verstrekt. De geheimhoudingskamer heeft besloten om geen mondelinge behandeling ter zitting te houden, omdat de aard van de geheimhoudingsprocedure dit niet toelaat. De geheimhoudingskamer heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in overweging genomen, met name artikel 8:29, dat partijen de mogelijkheid biedt om stukken geheim te houden indien daarvoor gewichtige redenen zijn.
De geheimhoudingskamer heeft de geheimgehouden stukken beoordeeld en afgewogen of de redenen van de inspecteur om geheimhouding te verzoeken zwaarder wegen dan het belang van de belanghebbende bij onbeperkte kennisneming. De inspecteur heeft als reden voor geheimhouding de bescherming van de privacy van derden aangevoerd. De belanghebbende heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het anonimiseren van de gegevens van deze derden. De geheimhoudingskamer heeft geoordeeld dat de bescherming van privacy een gewichtige reden is voor het anonimiseren van de gegevens. Uiteindelijk heeft de geheimhoudingskamer het verzoek om geheimhouding toegewezen, wat betekent dat de inspecteur de stukken niet hoeft te overleggen aan de belanghebbende of de hoofdkamer.