Op 3 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen (Wet WIA). Eiseres had op 5 juli 2024 bezwaar gemaakt tegen de beslissing van 28 mei 2024, maar het UWV had niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 8 weken beslist. Eiseres heeft het UWV op 22 januari 2025 in gebreke gesteld, maar er was nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was en dat het UWV alsnog binnen een termijn van vier maanden een besluit moest nemen. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres kreeg ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 453,50, en het UWV moest het griffierecht van € 53,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.