In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juni 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering toe te kennen beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 5 december 2023, waarin het UWV haar een WIA-uitkering per 22 januari 2024 had geweigerd. Het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond met een besluit op 18 juli 2024. De rechtbank heeft op 27 mei 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, mr. F. Reith, aanwezig waren, evenals mr. H.J.J. Verhoeven namens het UWV.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De beoordeling is gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen die de medische situatie van eiseres hebben onderzocht. Eiseres had eerder gewerkt als junior officemanager, maar viel uit door een covid-infectie en had ook psychische klachten. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van eiseres niet zijn onderschat. Eiseres had aangevoerd dat haar klachten niet goed waren uitgevraagd en dat de verzekeringsarts tegenstrijdige conclusies had getrokken, maar de rechtbank volgt de conclusies van de verzekeringsartsen en oordeelt dat de aangenomen beperkingen adequaat zijn.
De rechtbank heeft ook de geschiktheid van de door het UWV geselecteerde functies beoordeeld en concludeert dat deze functies passend zijn voor eiseres, ondanks haar klachten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.