Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 2 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een duidelijk zichtbare gehandicaptenparkeerkaart. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de zittingsvertegenwoordiger, mr. E. Morsink, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, omdat de gehandicaptenparkeerkaart niet duidelijk zichtbaar was achter de voorruit van het voertuig. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat er voldoende bewijs was dat er een geldige gehandicaptenparkeerkaart in het voertuig lag ten tijde van de vermeende overtreding. Daarom heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot € 30,-, met de overweging dat betrokkene verantwoordelijk blijft voor het duidelijk zichtbaar plaatsen van de kaart. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald, moet worden terugbetaald. Tevens zijn de proceskosten van het beroep bij de kantonrechter voor vergoeding in aanmerking gekomen, terwijl de kosten gemaakt in de fase van het administratief beroep niet voor vergoeding in aanmerking komen. De proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 453,50.