ECLI:NL:RBZWB:2025:3445

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
10894588 MB VERZ 24-61
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring van beroep tegen verkeersboete met matiging

Op 2 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een duidelijk zichtbare gehandicaptenparkeerkaart. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de zittingsvertegenwoordiger, mr. E. Morsink, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, omdat de gehandicaptenparkeerkaart niet duidelijk zichtbaar was achter de voorruit van het voertuig. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat er voldoende bewijs was dat er een geldige gehandicaptenparkeerkaart in het voertuig lag ten tijde van de vermeende overtreding. Daarom heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot € 30,-, met de overweging dat betrokkene verantwoordelijk blijft voor het duidelijk zichtbaar plaatsen van de kaart. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald, moet worden terugbetaald. Tevens zijn de proceskosten van het beroep bij de kantonrechter voor vergoeding in aanmerking gekomen, terwijl de kosten gemaakt in de fase van het administratief beroep niet voor vergoeding in aanmerking komen. De proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 453,50.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10894588 \ MB VERZ 24-61
CJIB-nummer: 2062 5422 4865 9401
uitspraakdatum: 2 mei 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 2 mei 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E. Morsink (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicapten parkeerkaart op de Kloosterstraat achterzijde stadsschouwburgring te Tilburg op 23 maart 2022 om 15:01 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene was de betreffende dag met een vriendin en haar moeder op pad. Haar moeder is slecht ter been en in het bezit van een gehandicaptenkaart. Op de foto die door de verbalisant is overlegd is te zien dat de gehandicaptenkaart duidelijk zichtbaar op het dashboard ligt. De gehandicaptenkaart was ten tijde van de vermeende gedraging ook nog geldig. De sanctie komt dan ook voor vernietiging in aanmerking. Voorts verzoek gemachtigde een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Een belangrijke voorwaarde voor gebruik van de gehandicaptenparkeerkaart is dat deze duidelijk zichtbaar achter de voorruit geplaatst dient te worden, zodat de verbalisant kan controleren of parkeren is toegestaan. De verbalisant kon in dit geval de geldigheid niet controleren. Betrokkene heeft een kopie van de voor- en achterkant van de gehandicaptenparkeerkaart meegezonden met het beroepschrift. Voldoende duidelijk is nu dat er sprake was van een geldige gehandicaptenparkeerkaart ten tijde van de verweten gedraging. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen tot € 30,-. Dit bedrag is als waarschuwing dat de volgende keer de gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar in het voertuig moet worden geplaatst.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant en de foto’s van de gedraging - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De gehandicaptenparkeerkaart is niet volledig en duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het voertuig geplaatst. De verbalisant had daardoor niet de mogelijkheid de geldigheid van deze kaart te controleren.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat een geldige gehandicaptenparkeerkaart in het voertuig lag ten tijde van de verweten gedraging. De boete zal worden gematigd tot € 30,-. Matiging tot nihil is niet aan de orde omdat betrokkene verantwoordelijk blijft om de gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het voertuig te leggen.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Vanwege de matiging van de boete komen de proceskosten van het beroep bij de kantonrechter voor vergoeding in aanmerking. De proceskosten die zijn gemaakt in de fase van het administratief beroep bij de officier van justitie komen niet voor vergoeding in aanmerking (zie ECLI:NL:GHARL:2025:226, overweging 6).
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 30,-, plus € 9,-;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 280,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: