ECLI:NL:RBZWB:2025:3440

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
11236026 MB VERZ 24-1261
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rechts inhalen op de Bredaseweg, waar dit verboden was. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 2 mei 2025 heeft de kantonrechter de zaak behandeld, waarbij zowel betrokkene als de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. E. Morsink, aanwezig waren.

Betrokkene heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden, en dat hij voorzichtig moest rijden vanwege de lading van bouwmaterialen in zijn auto. De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht om het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de gedraging heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft betrokkene het voordeel van de twijfel gegeven, wat heeft geleid tot de conclusie dat de boete ten onrechte was opgelegd.

De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd vernietigd, en bepaald dat het bedrag van € 234,- dat betrokkene als zekerheid had betaald, door de officier van justitie aan betrokkene moet worden terugbetaald. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 11236026 \ MB VERZ 24-1261
CJIB-nummer : 8062 5422 5689 0707
uitspraakdatum : 2 mei 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 2 mei 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E. Morsink (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rechts inhalen waar dat verboden is op de Bredaseweg in de richting van de Reeshof op 3 april 2023 om 16:08 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene reed in een auto welke was volgeladen met bouwmaterialen. Hierdoor moest betrokkene ook voorzichtig rijden. Betrokkene stelt dat er ten onrechte geen staandehouding heeft plaatsgevonden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisant heeft in het zaaksoverzicht de situatie uitvoerig geschetst. Er bestaat dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van verbalisant. Aannemelijk is dat de verbalisant, die in een burgervoertuig reed, op dat moment niet in staat was de bestuurder een stopteken te geven en de bestuurder (op verantwoorde wijze) staande te houden. De verbalisant mocht daarom volstaan met het bekeuren op kenteken. De sanctie is dan ook terecht met toepassing van artikel 5 van de Wahv aan de betrokkene, als kentekenhouder, opgelegd. Wel is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25%.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat betrokkene consistent de gedraging blijft ontkennen, alsook andere omstandigheden aanvoert die aan de waarneming van de verbalisant doen twijfelen. De kantonrechter geeft betrokkene hierbij het voordeel van de twijfel. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 234,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: