Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen omdat hij op 17 augustus 2023 op de Hazelaarstraat in Tilburg niet op eerste vordering zijn rijbewijs ter inzage had gegeven. Betrokkene heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond. Vervolgens heeft betrokkene het beroep aan de kantonrechter voorgelegd.
Tijdens de zitting op 2 mei 2025 heeft de zittingsvertegenwoordiger, mr. E. Morsink, de kantonrechter toegelicht dat de gedraging niet werd ontkend, maar dat betrokkene zich beroept op bijzondere omstandigheden. Betrokkene verklaarde dat hij op de pleegdatum in een fuik was gereden en alleen zijn kentekenbewijs bij zich had. Hij bood aan om zijn vriendin te laten komen die zijn rijbewijs had. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de gedraging voldoende is vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant en dat de boete terecht is opgelegd.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het de verantwoordelijkheid van betrokkene is om altijd zijn rijbewijs te kunnen tonen. Er zijn geen redenen gevonden om de boete te matigen, en het beroep is ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. W.H.C. van Eck, bijgestaan door griffier L.I.M. Appels.