Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, een B.V., had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren van een voertuig op een plaats die bestemd is voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen. Dit gebeurde op 15 juni 2023 om 15:17 uur op de Burgemeester Brokxlaan te Tilburg. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 2 mei 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door mr. N.G.A. Voorbach. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. E. Morsink. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de gedraging voldoende kon worden aangetoond aan de hand van de verklaring van de verbalisant en de foto’s in het dossier. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene geen specifieke feiten of omstandigheden had aangedragen die aanleiding gaven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen reden was om de boete te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.