Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het stilstaan op een trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op de Minckelersstraat in Tilburg op 22 juli 2023. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 2 mei 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. E. Morsink. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de gedraging, zoals vastgelegd in het dossier, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant en ondersteunende foto’s. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene geen specifieke feiten of omstandigheden had aangevoerd die aanleiding gaven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
De kantonrechter benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de bestuurder is om te verifiëren of parkeren of stilstaan op een bepaalde plek is toegestaan. Gezien de bewijsvoering en de argumenten van de betrokkene, werd het beroep ongegrond verklaard en werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.