ECLI:NL:RBZWB:2025:3373

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
11344688 MB VERZ 24-1361
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het doorrijden bij een rood verkeerslicht op de Claudius Prinsenlaan te Breda op 28 oktober 2023. Betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld, nadat de officier van justitie het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat zij op het tijdstip van de vermeende overtreding niet in de buurt was, omdat zij om 20:00 uur in een theater zat en haar schoonzoon om 20:03 uur haar voertuig had geparkeerd. Betrokkene heeft bewijs in de vorm van een parkeerkaartje overgelegd en betwist dat zij door rood heeft gereden.

De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard en verwezen naar een aanvullend proces-verbaal waarin werd gesteld dat de verbalisant een fout had gemaakt in het tijdstip van de overtreding. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is om vast te stellen dat betrokkene de gedraging heeft verricht. De kantonrechter heeft betrokkene het voordeel van de twijfel gegeven, omdat er een groot verschil zat tussen de tijdstippen en betrokkene had betwist dat de verbalisant had gesproken over twee boetes tijdens de staandehouding.

De uitspraak van de kantonrechter was dat de boete ten onrechte was opgelegd, waardoor het beroep gegrond werd verklaard. De beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd, werden vernietigd. Tevens werd de officier van justitie opgedragen het bedrag van € 234,- dat betrokkene als zekerheid had betaald, terug te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11344688 \ MB VERZ 24-1361
CJIB-nummer : 2062 5422 6197 7340
uitspraakdatum : 13 mei 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 mei 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen samen met [dochter]. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op de Claudius Prinsenlaan te Breda op 28 oktober 2023 om 20:17 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stelt dat zij om 19:48 uur is staande gehouden voor het niet volgen van de richting die de voorsorteerstrook aangeeft op een kruising. Daarvoor heeft zij ook een bekeuring ontvangen. De verbalisant heeft bij de staandehouding niet gesproken over het rijden door rood. Om 20:00 uur zat betrokkene in de zaal van het theater bij een musical en om 20:03 heeft haar schoonzoon het voertuig geparkeerd. Betrokkene kan dus onmogelijk om 20:17 door rood hebben gereden. Betrokkene heeft het parkeerkaartje nog van 20:03 uur en verwijst naar de bijlage.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat het haar voertuig betreft, maar dat haar schoonzoon de auto heeft geparkeerd. De eerste bekeuring is terecht opgelegd en betaald. Deze boete is gegeven door dezelfde verbalisant als de eerste boete, mogelijk is er iets misgegaan bij het uitschrijven. Ook is het vreemd waarom de verbalisant niet direct tijdens de staandehouding heeft verteld twee boetes te geven. De verbalisant heeft haar alleen geïnformeerd over de eerste boete.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Naar aanleiding van de beroepsgronden is navraag gedaan bij de verbalisant. Het betreft inderdaad dezelfde verbalisant als de eerdere boete van betrokkene. Ter zitting is het aanvullend proces-verbaal overhandigd, waarin is vermeld dat de verbalisant in het zaakoverzicht het verkeerde tijdstip heeft vermeld. Het juiste tijdstip is hetzelfde tijdstip als de eerdere boete. Beide overtredingen zijn volgens de zittingsvertegenwoordiger begaan en duidelijk is dat er door rood is gereden. Gelet op de combinatie van het aanvullend proces-verbaal met het zaakoverzicht ziet de zittingsvertegenwoordiger geen aanleiding om te twijfelen. Ook is tijdens de staandehouding aangegeven dat het betrokkene speet en ze haast had.

Overwegingen

Ter zitting is, middels een aanvullend proces-verbaal, gesteld dat het pleegtijdstip niet klopt. De gedraging heeft volgens de verbalisant niet om 20:17 uur plaatsgevonden, maar eerder, tegelijk met de gedraging waarvoor de eerste boete is opgelegd. Op basis van de beschikbare gegevens kan naar het oordeel van de kantonrechter echter niet worden vastgesteld dat deze gedraging door betrokkene is verricht. Daarbij is van belang dat er een groot verschil zit tussen de twee tijdstippen en dat betrokkene uitdrukkelijk betwist dat de verbalisant bij de staandehouding heeft gesproken over twee boetes. Betrokkene krijgt daarom het voordeel van de twijfel.
Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 234,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: