Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het doorrijden bij een rood verkeerslicht op de Claudius Prinsenlaan te Breda op 28 oktober 2023. Betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld, nadat de officier van justitie het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat zij op het tijdstip van de vermeende overtreding niet in de buurt was, omdat zij om 20:00 uur in een theater zat en haar schoonzoon om 20:03 uur haar voertuig had geparkeerd. Betrokkene heeft bewijs in de vorm van een parkeerkaartje overgelegd en betwist dat zij door rood heeft gereden.
De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard en verwezen naar een aanvullend proces-verbaal waarin werd gesteld dat de verbalisant een fout had gemaakt in het tijdstip van de overtreding. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is om vast te stellen dat betrokkene de gedraging heeft verricht. De kantonrechter heeft betrokkene het voordeel van de twijfel gegeven, omdat er een groot verschil zat tussen de tijdstippen en betrokkene had betwist dat de verbalisant had gesproken over twee boetes tijdens de staandehouding.
De uitspraak van de kantonrechter was dat de boete ten onrechte was opgelegd, waardoor het beroep gegrond werd verklaard. De beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd, werden vernietigd. Tevens werd de officier van justitie opgedragen het bedrag van € 234,- dat betrokkene als zekerheid had betaald, terug te betalen.