ECLI:NL:RBZWB:2025:3370

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
11089811 MB VERZ 24-584
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden met een voertuig waarvan twee banden beschadigd of versleten zouden zijn. De betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 13 mei 2025 heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Hij verwees naar de verklaring van de verbalisant, waaruit niet kan worden opgemaakt dat de banden daadwerkelijk beschadigd of versleten waren. De zittingsvertegenwoordiger, mr. I.M.E. van der Meijden, stelde dat er wel degelijk sprake was van een overtreding, maar erkende dat de redelijke termijn was overschreden, wat aanleiding gaf tot een matiging van de boete.

De kantonrechter oordeelde dat niet is komen vast te staan dat de gedraging heeft plaatsgevonden. Er was onvoldoende bewijs dat de betrokkene daadwerkelijk met het voertuig had gereden op het moment van de constatering. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de opgelegde boete, en droeg de officier van justitie op het betaalde bedrag aan zekerheid terug te betalen aan de betrokkene. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 1.230,50 toegekend aan de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11089811 \ MB VERZ 24-584
CJIB-nummer : 2062 5422 5717 8116
uitspraakdatum : 13 mei 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 mei 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Als gemachtigde is verschenen [gemachtigde]. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder van een voertuig rijden, terwijl 2 banden beschadigd of versleten zijn op de Rietdijk te Breda op 17 april 2023 om 19:34 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Gemachtigde verwijst naar artikel 5.1.1. Rv lid 1 en de opgelegde feitcode waaruit volgt dat het verboden is te rijden indien het voertuig niet voldoet aan de in de Regeling gestelde eisen. Uit de verklaring van de verbalisant kan niet worden opgemaakt dat betrokkene
reedmet twee beschadigde/versleten banden. De gedraging kan niet op basis van de beschikbare gegevens worden vastgesteld. Ook geldt volgens gemachtigde feitcode N270S, nu de verbalisant enkel heeft vastgesteld dat de profilering niet aan de voorgeschreven profieldiepte voldoet. Uit de verklaring van de verbalisant kan namelijk niet worden opgemaakt dat de banden beschadigd dan wel versleten waren. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat de redelijke termijn is overschreden, waardoor de boete met 25% gematigd dient te worden. Ook is de verklaring van de verbalisant te summier en is onduidelijk hoe de gedraging is vastgesteld. In dit geval is niet uit te sluiten dat het voertuig mogelijk stilstond.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er mag van worden uitgegaan dat er met het voertuig werd gereden. De zittingsvertegenwoordiger verwijst naar het arrest ECLI:NL:GHARL:2024:4757, waarin het ging om een zaak over een ondeugdelijke reminrichting. Het hof oordeelde daarin dat, ondanks dat de constatering niet tijdens het rijden, maar pas na de staandehouding werd gedaan, het niet anders kan dan dat de reminrichting voorafgaand aan de staandehouding niet deugdelijk was. Hier is dat niet anders. Ook kan gelet op de gemeten profieldiepte van 0,2 worden vastgesteld dat het ging om versleten banden. Daarom klopt de feitcode en kan de gedraging worden vastgesteld. Inhoudelijk is er geen reden tot matiging. Wel is de redelijke termijn overschreden, waardoor de boete met 25% gematigd moet worden.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Uit het zaakoverzicht blijkt niet dat de verbalisant betrokkene heeft zien rijden, waardoor niet aan de feitcode is voldaan. Ook blijkt daaruit niet dat het niet anders kan dan dat betrokkene voorafgaand aan de constatering heeft gereden. Overigens is zowel voor feitcode N270F als N270S vereist dat de gedraging rijdend heeft plaatsgevonden.
Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 323,50
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 1.230,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 249,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.230,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: