Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan betrokkene, een B.V. De boete was opgelegd omdat de bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthield op de Maasroute (A59) te Terheijden op 22 maart 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, aangevoerd dat de boete ten onrechte was opgelegd, omdat er een reële mogelijkheid tot staandehouding bestond. De gemachtigde verwees naar artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en stelde dat de verbalisant onvoldoende redenen had om af te zien van staandehouding. De zittingsvertegenwoordiger, mr. I.M.E. van der Meijden, heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en een aanvullend proces-verbaal te overleggen, maar hierop is niet gereageerd.
De kantonrechter heeft overwogen dat uit artikel 5 Wahv volgt dat de verbalisant de bestuurder moet staande houden om de identiteit vast te stellen, tenzij er geen reële mogelijkheid is. De onduidelijkheid over het type voertuig en het ontbreken van een reactie op het verzoek om aanvullend proces-verbaal leidde de kantonrechter tot de conclusie dat niet vaststaat dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. Daarom is het beroep gegrond verklaard, de boete vernietigd en is de officier van justitie opgedragen het betaalde bedrag aan zekerheid terug te betalen. Tevens is een proceskostenvergoeding van € 1.230,50 toegekend aan betrokkene.