ECLI:NL:RBZWB:2025:3369

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
11089682 MB VERZ 24-575
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan betrokkene, een B.V. De boete was opgelegd omdat de bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthield op de Maasroute (A59) te Terheijden op 22 maart 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, aangevoerd dat de boete ten onrechte was opgelegd, omdat er een reële mogelijkheid tot staandehouding bestond. De gemachtigde verwees naar artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en stelde dat de verbalisant onvoldoende redenen had om af te zien van staandehouding. De zittingsvertegenwoordiger, mr. I.M.E. van der Meijden, heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en een aanvullend proces-verbaal te overleggen, maar hierop is niet gereageerd.

De kantonrechter heeft overwogen dat uit artikel 5 Wahv volgt dat de verbalisant de bestuurder moet staande houden om de identiteit vast te stellen, tenzij er geen reële mogelijkheid is. De onduidelijkheid over het type voertuig en het ontbreken van een reactie op het verzoek om aanvullend proces-verbaal leidde de kantonrechter tot de conclusie dat niet vaststaat dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. Daarom is het beroep gegrond verklaard, de boete vernietigd en is de officier van justitie opgedragen het betaalde bedrag aan zekerheid terug te betalen. Tevens is een proceskostenvergoeding van € 1.230,50 toegekend aan betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11089682 \ MB VERZ 24-575
CJIB-nummer : 4062 5422 5661 1255
uitspraakdatum : 13 mei 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 mei 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Als gemachtigde is verschenen [gemachtigde]. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Maasroute (A59) te Terheijden op 22 maart 2023 om 17:29 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete ten onrechte is opgelegd. Gemachtigde verwijst naar artikel 5 Wahv en stelt dat er een reële mogelijkheid tot staandehouding bestond, zodat ten onrechte is bekeurd op kenteken. De door de verbalisant gegeven verklaring is op zichzelf geen toereikende reden om af te zien van een staandehouding. Gemachtigde verwijst hiervoor naar uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat de redelijke termijn is overschreden, waardoor de boete met 25% gematigd dient te worden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verzocht is om een aanvullend proces-verbaal, aangezien de verbalisant enkel heeft aangegeven af te hebben gezien van een staandehouding door een voertuig zonder stopborden. Op dit verzoek is helaas niet gereageerd.

Overwegingen

Inhoudelijk
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaakoverzicht heeft de verbalisant afgezien van staandehouding omdat het een voertuig zonder stopborden, optische- en geluidssignalen betrof. Hieruit is niet duidelijk of het misschien om een opvallend politievoertuig of onopvallend voertuig gaat. Nu er geen reactie is ontvangen op het verzoek om een aanvullend proces-verbaal van de zittingsvertegenwoordiger, wordt deze onduidelijkheid ter zitting ook niet weggenomen.
Naar het oordeel van de kantonrechter staat niet vast dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. De boete is dan ook ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 323,50
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 1.230,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 389,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.230,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: