ECLI:NL:RBZWB:2025:3346

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
11334039 \ MB VERZ 24-1338, 11334049 \ MB VERZ 24-1339, 11334084 \ MB VERZ 24-1340 en 11334097 \ MB VERZ 24-1341
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboetes en niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in vier beroepen tegen verkeersboetes die aan de betrokkene waren opgelegd. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissingen van de officier van justitie, die de beroepen niet-ontvankelijk had verklaard. De betrokkene stelde dat hij de gedragingen waarvoor de boetes waren opgelegd niet had verricht, omdat het voertuig waar de boetes betrekking op hadden niet meer in zijn bezit was. Hij had problemen gehad met de overdracht van het voertuig naar de nieuwe eigenaar en was in een moeilijke financiële situatie terechtgekomen, waardoor hij niet adequaat had gereageerd op de boetes.

Tijdens de zitting heeft de betrokkene zijn situatie toegelicht en aangegeven dat hij door de vele boetes en zijn financiële problemen het overzicht was kwijtgeraakt. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie voerde aan dat de betrokkene tijdig beroep had ingesteld in twee van de vier zaken, maar dat de andere twee beroepen te laat waren ingediend. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die het te laat indienen van de beroepen rechtvaardigden. De kantonrechter verklaarde de beroepen ongegrond, maar besloot wel dat de verhogingen van de boetes ongedaan gemaakt moesten worden.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de betrokkene om tijdig beroep in te stellen en dat persoonlijke omstandigheden niet altijd als bijzondere omstandigheden worden erkend. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie bevestigd en de beroepen tegen deze beslissingen ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummers : 11334039 \ MB VERZ 24-1338,
11334049 \ MB VERZ 24-1339,
11334084 \ MB VERZ 24-1340 en
11334097 \ MB VERZ 24-1341
CJIB-nummers : 3062 5422 5313 4081,
0062 5422 4679 5574,
1062 5422 4604 8661 en
8062 5422 5236 7003.
uitspraakdatum : 13 mei 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaken van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene zijn vier administratieve sancties (hierna: boetes) opgelegd met bovenstaande CJIB-nummers. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de beroepen niet-ontvankelijk verklaard. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de kantonrechter tegen deze vier beslissingen.
De zaken zijn behandeld op de zitting van 13 mei 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de eerste boete, met zaaknummer 24-1338, is opgelegd luidt, kort omschreven: voor een motorrijtuig niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden, geconstateerd middels de RDW-registercontrole op 5 september 2022 om 17:02 uur.
De gedraging waarvoor de tweede boete, met zaaknummer 24-1339, is opgelegd luidt, kort omschreven: voor een motorrijtuig niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden, geconstateerd middels de RDW-registercontrole op 26 november 2021 om 17:03 uur.
De gedraging waarvoor de derde boete, met zaaknummer 24-1340, is opgelegd luidt, kort omschreven: voor het motorrijtuig met een toegestane maximummassa van 3500 kg of minder heeft het keuringsbewijs geldigheid verloren, geconstateerd middels de RDW-registercontrole op 30 november 2021 om 17:00 uur.
De gedraging waarvoor de vierde boete, met zaaknummer 24-1341, is opgelegd luidt, kort omschreven: voor het motorrijtuig met een toegestane maximummassa van 3500 kg of minder heeft het keuringsbewijs geldigheid verloren, geconstateerd middels de RDW-registercontrole op 14 september 2022 om 17:00 uur.
Betrokkene heeft in de beroepschriften samengevat aangevoerd dat de gedragingen niet door hem zijn verricht. Hij stelt dat het voertuig waar de boetes betrekking op hebben al vanaf 2021 niet meer in zijn bezit is. Er is een fout gemaakt bij het overschrijven naar de nieuwe eigenaar, die betrokkene niet meer kan bereiken via Marktplaats omdat zijn account is verdwenen. Betrokkene geeft aan daarna niet juist te hebben gehandeld met de rekeningen van het CJIB die binnenkwamen. Hij had alles aan de kant gelegd, omdat hij ervan uitging dat dit niet voor hem bestemd was. Ook heeft betrokkene met zijn gezin weinig geld en schoot hij in een bevriezing en paniekstand, terwijl dit niet nodig was geweest. Hierna liep het uit de hand met nog meer boetes, waarbij een deurwaarder betrokken raakte. Betrokkene is toen het overzicht kwijtgeraakt, wat heeft gezorgd voor lastige situaties en een moeilijke tijd. Inmiddels is er (met wat hulp) een betalingsregeling voor de betreffende boetes ingezet, omdat betrokkene het belangrijk vindt dat het wordt afgehandeld. Betrokkene is langs geweest bij de politie om aangifte te doen. Ook is er een melding bij de RDW gedaan.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat hij door de bomen het bos niet meer zag vanwege de moeilijke periode en vele schulden. Betrokkene heeft daardoor brieven soms niet opengemaakt. Pas toen hij zijn partner leerde kennen besloten ze alles op te gaan pakken. Toen zijn ze er later achter gekomen dat het voertuig nog op zijn naam stond, terwijl hij dit niet meer in zijn bezit had. Of de koper van het voertuig expres misbruik heeft gemaakt van de situatie is niet duidelijk. Het telefoonnummer was na een paar dagen niet meer beschikbaar. Betrokkene is bij de politie geweest om aangifte te doen, maar die zeiden dat ze niets konden zonder naam of adres. Wel is het samen met de politie gelukt om het voertuig van zijn naam af te krijgen bij de RDW. Het is wel zijn schuld dat hij niet, dan wel veel te laat reageert, maar de schuld ligt eigenlijk bij een ander doordat het voertuig niet op diens naam staat.
De zittingsvertegenwoordiger heeft over de tijdigheid van indiening van het beroep bij de kantonrechter aangevoerd dat de beslissing van de officier van justitie tegelijk wordt verzonden met de brieven van het CJIB. Soms wordt een aparte brief verzonden, maar in de zaken met zaaknummers 24-1338 en 24-1341 is dat direct door het CJIB gebeurd. In zo’n geval gaat het CVOM ervan uit dat het binnen vijf dagen bij betrokkene binnen is. Als de ‘datum actief’ 5 september 2023 is, dan is betrokkene precies op tijd met het indienen van het beroep bij de kantonrechter. Daartegen ziet de zittingsvertegenwoordiger geen bezwaar.
Over de inhoud van de zaken heeft de zittingsvertegenwoordiger aangevoerd dat betrokkene voor alle zaken brieven heeft gehad, wat een alarmerend effect zou moeten hebben dat iets niet goed is gegaan bij het overschrijven van het voertuig. Duidelijk is dat betrokkene binnen zes weken in beroep kon gaan bij de officier van justitie. De wet en jurisprudentie zijn heel duidelijk dat een termijnoverschrijding niet zomaar verschoonbaar kan worden geacht. De zittingsvertegenwoordiger is dan ook van oordeel dat er in deze zaken geen geldige reden is aangevoerd om over de termijnoverschrijding heen te stappen. Daarom zijn de zaken terecht niet-ontvankelijk verklaard en dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard. Wel ziet de zittingsvertegenwoordiger aanleiding om de verhogingen te laten vervallen in alle zaken.

Overwegingen

Termijnoverschrijdingen bij de kantonrechter
De kantonrechter stelt in de zaken met zaaknummer 24-1338 en 24-1341 vast dat het beroepschrift bij de kantonrechter tijdig is ingediend. De verzenddatum van de beslissingen van de officier van justitie blijkt niet duidelijk uit het dossier, maar de kantonrechter gaat ervan uit dat dit 5 september 2023 is, omdat dit als ‘datum actief’ is aangemerkt in de zaak met zaaknummer 24-1339, waarin de datum van het besluit dezelfde is als in deze twee zaken.
Termijnoverschrijdingen bij de officier van justitie
De officier van justitie heeft alle vier beroepen niet-ontvankelijk verklaard omdat ze te laat zijn ingesteld.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor het instellen van beroep bij de officier van justitie geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval in de zaak met zaaknummer 24-1338 op 22 december 2022. In de zaak met zaaknummer 24-1339 eindigde de beroepstermijn op 1 maart 2022. In de zaak met zaaknummer 24-1340 eindigde de beroepstermijn op 21 januari 2023 en in de zaak met zaaknummer 24-1341 op 11 november 2022. De officier van justitie heeft de beroepschriften in alle zaken echter pas op 18 juli 2023 ontvangen. Dat is (veel) te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het te laat instellen van de beroepen niet aan hem kan worden toegerekend. Het is zijn eigen verantwoordelijkheid om op tijd beroep in te stellen. Dat hij ‘door de bomen het bos niet meer zag’ en in de ‘paniekstand’ schoot door de vele boetes vormt niet zo’n bijzondere omstandigheid.
De officier van justitie heeft de beroepen dus terecht niet-ontvankelijk verklaard. De beroepen tegen die beslissingen zijn dan ook ongegrond. Dit betekent dat de kantonrechter niet toekomt aan de beoordeling of de boetes terecht zijn opgelegd.
Wel is de kantonrechter met de zittingsvertegenwoordiger van oordeel dat de opgelegde verhogingen van de boetes ongedaan gemaakt dienen te worden.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • bepaalt dat de verhogingen van de boetes ongedaan gemaakt dienen te worden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: