ECLI:NL:RBZWB:2025:329

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
02-041197-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek in een strafzaak met betrekking tot terbeschikkingstelling en verpleging van overheidswege

Op 23 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenbeslissing genomen in de strafzaak tegen een betrokkene die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 230 dagen en terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. De rechtbank heeft het onderzoek heropend omdat zij zich onvoldoende voorgelicht achtte om te oordelen over de vordering van de officier van justitie, die strekt tot omzetting van de tbs met voorwaarden in een tbs met verpleging van overheidswege. De betrokkene, geboren in 1986 en thans verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad, is op 16 december 2024 aangehouden wegens het overtreden van de tbs-voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende duidelijkheid is over de noodzaak van de omzetting van de tbs en heeft daarom nader onderzoek gelast. De officier van justitie moet een psycholoog benoemen die aanvullend moet rapporteren over de noodzaak van de omzetting. De rechtbank heeft de zaak voor onbepaalde tijd, maar maximaal drie maanden, aangehouden en verzocht om een nieuwe zittingsdatum te bepalen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter niet in de gelegenheid was om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-041197-21
tussenbeslissing van de meervoudige kamer van 23 januari 2025
in de strafzaak tegen
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
thans verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad in Westzaan,
hierna verder aangeduid als betrokkene.

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie van 17 december 2024, die strekt tot omzetting van de terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden in een tbs met verpleging van overheidswege;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene;
- het voorlopig adviesrapport van Jeugdbescherming & Reclassering Leger des Heils van 12 december 2024;
- het definitief adviesrapport van Jeugdbescherming & Reclassering Leger des Heils van 8 januari 2025.

2.De procesgang

Bij vonnis van deze rechtbank van 30 augustus 2021 is betrokkene veroordeeld tot een
gevangenisstraf van 230 dagen, met aftrek van voorarrest, en de maatregel tbs met
voorwaarden. Betrokkene is hiertoe veroordeeld wegens een brandstichting en een poging tot brandstichting in de GGZ-instellingen waar zij toen verbleef.
De rechtbank constateert dat het in deze zaak gaat om misdrijven als bedoeld in artikel 38e,
eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs met voorwaarden is aangevangen op 1 oktober 2021.
De tbs met voorwaarden is bij beslissing van 13 oktober 2023 verlengd met een jaar.
De tbs met voorwaarden is bij beslissing van 7 oktober 2024 verlengd met twee jaren.
Betrokkene is op 16 december 2024 aangehouden vanwege het overtreden van aan haar opgelegde tbs voorwaarden.
De rechter-commissaris heeft op 17 december 2024 de voorlopige verpleging van betrokkene bevolen.
Ter zitting van 9 januari 2025 is de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, gehoord. Ook
is betrokkene gehoord, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. S.P.H. Brinkman, advocaat te ’s-Hertogenbosch. Verder zijn mevrouw [reclasseringswerker 1] en mevrouw [reclasseringswerker 2], reclasseringsmedewerkers, als deskundigen gehoord.

3.De onvolledigheid van het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank zal het onderzoek heropenen. Bij de beraadslaging in raadkamer is gebleken dat de rechtbank zich op basis van de voorhanden zijnde stukken onvoldoende voorgelicht acht om te kunnen oordelen op de door de officier van justitie ingediende vordering. Het is voor de rechtbank namelijk niet duidelijk waarom omzetting van de tbs met voorwaarden in een tbs met verpleging van overheidswege op dit moment noodzakelijk is. Uit de voorhanden zijnde stukken blijkt immers onvoldoende of betrokkene een gestelde voorwaarde niet heeft nageleefd dan wel dat het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de omzetting eist.
De rechtbank acht nader onderzoek noodzakelijk.
De rechtbank verzoekt de officier van justitie om vóór de volgende zitting een psycholoog (PJ-deskundige) te benoemen en die aanvullend te laten rapporteren over de noodzaak van het omzetten van de tbs met voorwaarden in een tbs met verpleging van overheidswege. De rechtbank stelt de stukken daartoe in handen van de officier van justitie. Mocht de psycholoog tot de conclusie komen dat omzetting van de tbs met voorwaarden niet aan de orde is, dan geeft de rechtbank hierbij alvast de opdracht aan de officier van justitie om de reclassering in samenwerking met Divisie Individuele Zaken (DIZ) een nieuwe indicatiestelling te laten onderzoeken en hierover te rapporteren aan de rechtbank.
De rechtbank zal daarom het onderzoek heropenen en de zaak vervolgens aanhouden voor onbepaalde tijd, maar maximaal drie maanden. De verkeerstoren zal na het uitspreken van deze beslissing contact opnemen met de verdediging en de officier van justitie om een nieuwe zittingsdatum te bepalen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek en schorst het voor onbepaalde tijd, maar maximaal drie maanden;
- stelt de stukken in handen van de officier van justitie teneinde een psycholoog (PJ-deskundige) te benoemen en die aanvullend te laten rapporteren over de noodzaak van het omzetten van de tbs met voorwaarden in een tbs met verpleging van overheidswege, binnen drie maanden of korter indien mogelijk;
- mocht de psycholoog tot de conclusie komen dat omzetting van de tbs met voorwaarden niet aan de orde is, dan geeft de rechtbank hierbij alvast de opdracht aan de officier van justitie om de reclassering in samenwerking met DIZ een nieuwe indicatiestelling te laten onderzoeken en hierover tijdig voor de nadere zitting te rapporteren aan de rechtbank;
- beveelt de oproeping van betrokkene, haar raadsvrouw en de reclassering tegen de nader te bepalen datum en tijdstip;
Deze tussenbeslissing is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. V.M. Schotanus en mr. J.M.J.C. Paijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 januari 2025.
De voorzitter is niet in de gelegenheid deze tussenbeslissing mede te ondertekenen.