ECLI:NL:RBZWB:2025:326

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
02-083122-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord met voorbedachten rade op slachtoffer

Op 24 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte beschuldigd werd van de moord op het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte en de medeverdachte samen een plan hebben gemaakt om het slachtoffer te doden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van voorbedachten rade, aangezien de verdachte en de medeverdachte op meerdere momenten voorbereidingen hebben getroffen voor de uitvoering van hun plan. De verdachte heeft het slachtoffer op een afgesproken plek onder valse voorwendselen gelokt, waarna hij samen met de medeverdachte het slachtoffer heeft aangevallen met een steekwapen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte zorgvuldig onderzocht, maar heeft het alternatieve scenario dat door de verdediging werd geschetst als ongeloofwaardig en onaannemelijk terzijde geschoven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaar, met aftrek van het voorarrest, en heeft daarnaast vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor affectieschade en shockschade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-083122-23
vonnis van de meervoudige kamer van 24 januari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg
raadsvrouw mr. M.E. Broekert, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 en 11 december 2024, waarbij de officier van justitie mr. A.L. Beugeling-Gaillard en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander [slachtoffer] heeft vermoord.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de moord op [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] , of: [medeverdachte] ’s vader) .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit integrale vrijspraak omdat niet kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer] .
Indien de rechtbank van oordeel is dat wel kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer] , is de verdediging van mening dat niet kan worden bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Verdachte moet daar in dat geval van worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
De avond van 24 maart 2023
  • [slachtoffer] is op 24 maart 2023 in de avond op de [woning] in [plaats 1] overleden aan de gevolgen van zes steekletsels aan de hals en de borst.
  • Zowel verdachte als [medeverdachte] zijn die avond op de [woning] in [plaats 1] aanwezig geweest. [medeverdachte] is samen met haar vader in zijn Volkswagen Golf naar de [straat van de woning] gereden. Zij zijn daar om 21:21:29 uur aangekomen en verdachte is daar met zijn Citroën C1 om 21:24:01 uur aangekomen. Om 21:27:43 uur arriveerde [getuige 1] bij de [woning] . Hij zag daar een man op de grond liggen die niet meer bewoog en hij zag dat diens hele gezicht kapot was.
  • Verdachte heeft later – rond 06:00 uur in de ochtend – kleding en schoenen die hij die avond aan had, weggegooid in een vuilcontainer vlakbij zijn huis. Op deze kleding en op één schoen is bloed van [slachtoffer] aangetroffen. Ook is er bloed van [slachtoffer] aangetroffen in de auto van verdachte, namelijk op de bodemmat van de kofferbak en de greep van de kofferbak.
De middag van 24 maart 2023
  • Verdachte is rond 14:30 uur in de omgeving van, en op de [straat van de woning] in [plaats 1] geweest. Verdachte was op dat moment telefonisch in gesprek met [medeverdachte] . Zij hebben die dag in totaal bijna 4 uur telefonisch met elkaar gesproken.
  • Verdachte heeft een wasmachinemotor gekocht. Deze is later aangetroffen in de kofferbak van de Volkswagen Golf van [slachtoffer] .
  • Verdachte heeft om 19:07 uur naar [slachtoffer] gebeld en met hem een afspraak gemaakt om aan hem later op de avond, op de [woning] in [plaats 1] , oud ijzer te verkopen.
  • Deze afspraak maakte verdachte onder de naam [naam] en met een nieuw gekochte telefoon (Nokia) en een nieuw telefoonnummer. Verdachte heeft dit telefoonnummer die middag om 17:37 uur voor het eerst geactiveerd.
De periode voorafgaand aan 24 maart 2023
  • Verdachte en [medeverdachte] hebben op 21 februari 2023 een gesprek gehad op Snapchat waarin (onder meer) werd gesproken over het doodsteken/doden van [slachtoffer] .
  • Verdachte heeft op 21 maart 2023 een mes gekocht. Verdachte heeft dit mes online besteld onder de naam [naam] . Het mes is op 22 maart 2023 bij verdachte thuis bezorgd. De samenstelling van het staal en de coating van dit mes komen overeen met die van het mes waarmee [slachtoffer] is doodgestoken.
Deze feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de betrokkenheid van verdachte bij de dood van [slachtoffer] .
Alternatief scenario en verklaring verdachte
De verdediging heeft tijdens de zitting een alternatief scenario geschetst. Dit komt er in het kort op neer dat [slachtoffer] al was overleden toen verdachte bij de [woning] aankwam en verdachte niet betrokken is geweest bij zijn dood.
Verdachte heeft verklaard dat hij en [medeverdachte] al een jaar een relatie hadden. Verdachte en [medeverdachte] wilden haar vader hiermee confronteren. Zij wilden dit op een neutrale plaats aan hem vertellen omdat hij een opvliegend karakter had. Zij hebben daarom een afspraak met hem gemaakt. Om ervoor te zorgen dat [slachtoffer] naar deze afspraak zou komen, hebben [medeverdachte] en verdachte samen een plan gemaakt en heeft verdachte zich voorgedaan als [naam] die aan [slachtoffer] oud ijzer zou verkopen. Zij hadden dit plan al een tijdje, maar pas in de week van 24 maart 2023 zijn de details, zoals de locatie en het tijdstip, besproken.
De afspraak met [slachtoffer] heeft verdachte gemaakt met een nieuwe telefoon, een Nokia, en een nieuw telefoonnummer. Dit heeft hij gedaan omdat hij niet wilde dat zijn telefoonnummer bekend zou zijn bij [slachtoffer] als deze geen goedkeuring zou geven aan de relatie met [medeverdachte] of boos zou worden. Dat is ook de reden dat hij de afspraak heeft gemaakt onder een andere naam. De Nokia had hij gekocht omdat er in zijn andere telefoon al twee simkaarten zaten. De middag voor de afspraak heeft verdachte een wasmachinemotor gekocht via Marktplaats. Deze had hij gekocht voor het geval dat hij of [medeverdachte] zich op het laatste moment zouden bedenken en zij haar vader niet meer wilden inlichten over hun relatie. Verdachte kon zich dan voordoen als [naam] die aan [slachtoffer] een wasmachinemotor verkocht. Het was in eerste instantie niet de bedoeling dat de afspraak in het donker zou plaatsvinden, maar dit gebeurde uiteindelijk toch omdat [medeverdachte] op het eerdere tijdstip nog niet thuis was van haar werk en de afspraak dus moest worden verzet naar een later tijdstip.
Toen verdachte op de afgesproken plek aankwam, is hij uitgestapt met de wasmachinemotor in zijn handen. Hij zag de auto van [slachtoffer] op het perceel van [nummer] staan met de kofferbak open. De kofferbakverlichting was aan. Dat was het enige dat zichtbaar was vanaf de weg. Hij is richting de auto gelopen en zag [medeverdachte] links naast de auto staan toen hij dichterbij kwam. Hij vroeg waar haar vader was en zij zei: ‘daar’ en wees naar de grond. [slachtoffer] lag een beetje rechts van de kofferbak en hij zag dat [slachtoffer] hevig bloedend op de grond lag en dat er een mes in zijn borst zat. Omdat zijn eigen telefoon in de auto lag, vroeg hij [medeverdachte] 112 te bellen, waarna zij zei dat hij ‘zijn bek tegen de wouten moest houden’, anders zou zij ‘zorgen dat hij zijn bek houdt’. Haar woorden kwamen heel erg bedreigend over en hij nam ze heel erg serieus. Verdachte heeft vervolgens de wasmachinemotor in de kofferbak van de auto van [slachtoffer] gelegd, want daar stond hij bij. Hij hoefde hierbij niet over [slachtoffer] heen te stappen. Daarna heeft verdachte een paar stappen opzij gedaan en is hij gehurkt om [slachtoffer] beter te kunnen zien. Hij zag dat het mes dat uit [slachtoffer] zijn borst stak het mes was dat hij eerder voor [medeverdachte] had besteld. Hij herkende het mes aan het vrij kenmerkende handvat. Daarna heeft hij het mes uit de borst getrokken om te kijken of het ook echt dat mes was. Vervolgens heeft hij het mes in zijn kofferbak gelegd. Dat is de reden waarom er bloed in zijn kofferbak lag. Daarna is hij teruggelopen naar [medeverdachte] om haar ervan te overtuigen dat zij 112 moest bellen. Over het bloed op zijn kleding heeft verdachte verklaard dat er waarschijnlijk bloed van het mes op zijn schoen en/of kleding terecht is gekomen. Omdat hij de schoenen en kleding vervolgens in een vuilniszak heeft gedaan, is dit bloed mogelijk ook op de andere (delen van) kledingstukken terecht gekomen. Verdachte kan zich vrij weinig herinneren van hoe hij is thuisgekomen. Hij weet niet meer wat hij met het mes heeft gedaan. Nadat hij is thuisgekomen heeft hij gedoucht, veel sigaretten gerookt, is hij de hele nacht wakker gebleven en heeft hij de schoenen en kleding in een vuilniszak gestopt en deze in de vuilcontainer gegooid.
Het mes had hij op 21 maart 2023 besteld voor [medeverdachte] omdat zij zich thuis niet meer veilig voelde. Hij had het mes besteld met een ander e-mailadres dat hij die dag speciaal daarvoor had aangemaakt en onder de naam [naam] , omdat hij niet wilde dat zijn naam in de databank terechtkwam van de site waarop hij het mes had besteld. Hij deed dit wel vaker. Het mes was bij hem thuis bezorgd. Hij had het besteld en vervolgens aan [medeverdachte] gegeven. Hij liet het mes niet direct bij [medeverdachte] bezorgen omdat het daar dan misschien gezien zou worden.
Beoordeling van het alternatieve scenario
Verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij niet eerder de waarheid heeft durven spreken omdat hij bang was voor [medeverdachte] en haar familie en dat hij daarom nu pas voor het eerst een verklaring heeft afgelegd. De rechtbank kan niet volgen waarom dit de reden voor verdachte zou zijn om deze verklaring pas voor het eerst tijdens deze zitting af te leggen, te meer nu verdachte al bijna twee jaar in voorarrest zit en verdachte niet uitlegt waarom die angst voor [medeverdachte] en haar familie in de tussentijd verminderd of verdwenen zou zijn. Dat doet er echter niet aan af dat de rechtbank het door verdachte geschetste alternatieve scenario zorgvuldig heeft onderzocht. Zij overweegt als volgt.
Waar de raadsvrouw de verklaring van verdachte heeft opgeknipt en heeft betoogd dat deze verklaring op losse onderdelen steun vindt in het dossier, kijkt de rechtbank allereerst naar de vastgestelde feiten en omstandigheden in relatie tot het door verdachte genoemde motief voor het organiseren van de ontmoeting met [slachtoffer] . Dat motief zou zijn het inlichten van [slachtoffer] over de tot dan toe geheime relatie tussen zijn dochter en verdachte.
Verdachte had volgens zijn verklaring al bijna een jaar een geheime relatie met [medeverdachte] . Hij is 15 jaar ouder en hij komt – anders dan zij – niet van het kamp. Hij wilde desondanks goedkeuring van [slachtoffer] voor de relatie krijgen en was tegelijkertijd bang dat de relatie niet geaccepteerd zou worden en dat het gesprek uit de hand zou kunnen lopen omdat [slachtoffer] een opvliegend karakter had.
Uitgaande van deze door verdachte geschetste situatie had verdachte naar het oordeel van de rechtbank belang bij zo gunstig mogelijke omstandigheden om [slachtoffer] over de relatie te vertellen en – op dat moment en voor de toekomst – een goede indruk op hem te maken. Verdachte heeft echter onder een valse naam, en onder het mom van verkoop van oud ijzer, een afspraak gemaakt voor half 10 ’s avonds op een donkere afgelegen plek in de weilanden (waar je elkaar niet in de ogen kan kijken), op een afstand van 20 minuten rijden van de woningen van [slachtoffer] en verdachte. Hierbij is ook nog eens een niet waar te maken belofte gedaan dat [slachtoffer] van verdachte in de toekomst oud ijzer uit het daar aanwezige slooppand kon krijgen. De plaats en het moment van de dag die verdachte en [medeverdachte] hebben gekozen en het verhaal dat werd verzonnen om [slachtoffer] naar die plek te lokken, zijn naar het oordeel van de rechtbank volstrekt ongeschikt om een goede indruk te maken. Geen weldenkend mens zou op deze manier proberen een goedkeuring voor een relatie te krijgen. De rechtbank acht dan ook volstrekt onaannemelijk en ongeloofwaardig dat dit het motief was voor het maken van de afspraak.
De rechtbank zal hierna ingaan op afzonderlijke onderdelen uit de verklaring van verdachte.
Voorafgaand aan de afspraak
Verdachte heeft een mes besteld onder een valse naam en heeft hierbij een Proton emailadres aangemaakt. ProtonMail is een emaildienst die een hoog niveau van beveiliging en privacy biedt. Voor het maken van de afspraak met [slachtoffer] heeft verdachte een nieuwe Nokia telefoon gekocht en een nieuw nummer in gebruik genomen dat hij die middag – op 24 maart 2023 om 17:37 uur – voor het eerst heeft geactiveerd. Dergelijke Nokia telefoons worden vaak door criminelen gebruikt als wegwerptelefoon, om onvindbaar te blijven voor de politie. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte steeds in zijn auto stapte om met de Nokia telefoon naar [slachtoffer] te bellen, hetgeen verdachte ook tijdens de zitting heeft bevestigd. Deze maatregelen om niet ontdekt te worden gaan naar het oordeel van de rechtbank zo ver dat deze, zeker bezien in onderlinge samenhang, meer passen bij de intentie om te voorkomen dat de politie hem op het spoor zou komen, dan bij de wens te voorkomen dat [slachtoffer] erachter kwam wie hij was. Deze handelwijze past ook bij de omstandigheid dat verdachte al in februari 2023 nadacht over manieren om uit handen van de politie te blijven. Zo heeft hij op 23 februari 2023 – na een snapchat conversatie met [medeverdachte] over het bedenken van mogelijkheden om van [slachtoffer] af te zijn zonder dat iemand naar de gevangenis hoeft – gegoogeld op de woorden ‘dna afstaan vrijspraak’ en ‘dna afstaan verdachte’. De rechtbank komt hier later nog op terug bij de bespreking van de snapchatberichten. Ook de omstandigheden dat verdachte vlak voor de afspraak met [slachtoffer] nieuwe (goedkope) schoenen heeft gekocht die hij de volgende ochtend weer weggooit en de telefoon die hij normaliter gebruikt thuis heeft gelaten, passen bij het handelen van iemand die niet wil dat zijn sporen door de politie getraceerd kunnen worden.
Zoals vastgesteld, heeft verdachte op 24 maart 2023 tijdens de in totaal vier uur durende gesprekken met [medeverdachte] in de omgeving van en op de [woning] in [plaats 1] gereden. Verdachte heeft verklaard zich niet te kunnen herinneren waar hij die middag heeft gereden. Mede in het licht van wat verdachte zich nog wel kan herinneren over wat hij die dag heeft gedaan – ’s ochtends een begrafenis in [plaats 2] bijgewoond, ’s middags bijna vier uur met [medeverdachte] gebeld, een wasmachinemotor gekocht, het telefoonnummer geactiveerd, boodschappen gedaan bij Albert Heijn en Praxis, schoenen bij Bristol gekocht – acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat hij niet meer weet waar hij heeft gereden. Zonder aannemelijke verklaring van verdachte, die dus ontbreekt, merkt de rechtbank het rijden over de [straat van de woning] in [plaats 1] aan als het rijden van een kennelijke voorverkenningsroute.
Daarnaast spreekt verdachte zichzelf tegen over de voorbereiding van de afspraak met [slachtoffer] . Volgens verdachte hebben [medeverdachte] en hij in de week van 24 maart 2023 de details van het plan, zoals de locatie en het tijdstip besproken. Tegelijkertijd heeft hij verklaard dat de afspraak zo’n beetje is vormgegeven tijdens de in totaal 4 uur durende gesprekken op 24 maart: [medeverdachte] kwam met de locatie en zij bespraken hoe en wanneer ze gingen afspreken. Bovendien acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij tijdens deze telefoongesprekken met [medeverdachte] niets heeft besproken over het verloop van het gesprek met [slachtoffer] – dus wie wat zou gaan zeggen – en de mogelijke scenario’s die zich tijdens dit gesprek zouden kunnen voordoen, ongeloofwaardig, temeer nu zij er beiden rekening mee hielden dat het gesprek met [slachtoffer] uit de hand zou kunnen lopen.
De afspraak
Verdachte heeft, op de vraag van de rechtbank waarom hij op een afgelegen plek in het donker afsprak om over de relatie te vertellen, verklaard dat de afspraak in eerste instantie niet in het donker zou plaatsvinden, maar is verzet. De rechtbank constateert echter dat verdachte voor het eerst met [slachtoffer] heeft gebeld op 24 maart 2023 om 19:07 uur. Dit is het moment dat de afspraak voor later die avond kennelijk wordt gemaakt. Uit openbare bronnen blijkt dat de zon op 24 maart 2023 om 18:59 uur onderging. Op het moment dat verdachte belde om een afspraak met [slachtoffer] te gaan maken, was de zon dus al onder. De afspraak zou dus in eerste instantie al wel in het donker plaatsvinden. Dit maakt dat de verklaring van verdachte op dit punt gewoonweg niet klopt en daarmee ongeloofwaardig is.
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] na aankomst op de [woning] pas zag liggen nadat [medeverdachte] naar hem wees. [slachtoffer] lag een beetje rechts van de kofferbak. Verdachte heeft de wasmachinemotor in de kofferbak gelegd want daar stond hij bij, heeft een paar stappen opzij gedaan en is gehurkt om het beter te kunnen zien. Hij hoefde niet over hem heen te stappen om de wasmachinemotor in de kofferbak van de auto te leggen, aldus verdachte.
Het Team Forensische Opsporing heeft op 24 maart 2023 foto’s gemaakt van de plaats delict en van de auto van [slachtoffer] . Op een van deze foto’s is de inhoud van de kofferbak te zien. Geheel rechts in de kofferbak is de (enige) wasmachinemotor te zien. Uit de foto’s in het dossier, onder andere foto 3, blijkt dat [slachtoffer] recht voor de achterkant van zijn auto op de grond lag. Hij was 1.88 meter lang, woog 102 kg en lag over de gehele breedte van de auto, met zijn voeten ter hoogte van het linker achterwiel, en de borst ter hoogte van het rechter achterwiel. Ook blijkt hieruit dat er tussen [slachtoffer] en de achterkant van de auto weinig ruimte was. Dit is specifiek op de foto’s 5 tot en met 7 in het Forensisch Dossier zichtbaar.
Op grond hiervan stelt dat rechtbank vast dat de plek rechts in de kofferbak waar de wasmachinemotor is neergelegd, voor verdachte niet direct bereikbaar was vanaf de linkerkant (waar verdachte naar eigen zeggen stond) zonder over [slachtoffer] heen te stappen.
Dit onderdeel van het geschetste scenario kan dus niet kloppen. De verklaring van verdachte is op dit punt dan ook ongeloofwaardig.
Verdachte heeft verklaard dat hij 112 niet zelf had gebeld omdat zijn Nokia in de auto lag en daarnaast dat hij, nadat hij het mes in de kofferbak had gelegd, naar [medeverdachte] was teruggelopen om haar ervan te overtuigen 112 te bellen. De rechtbank stelt vast dat verdachte op het moment dat hij het mes in de kofferbak van zijn auto had gelegd, juist dichtbij zijn telefoon was en makkelijk en snel 112 kon bellen. Dat hij in plaats daarvan terugliep naar [medeverdachte] om haar er nogmaals van te overtuigen 112 te bellen, acht de rechtbank ongeloofwaardig, te meer nu [medeverdachte] hem – volgens verdachte – net had gezegd dat hij zijn bek moest houden tegen de wouten en dat zij anders zou zorgen dat hij zijn bek houdt, en deze woorden heel erg bedreigend overkwamen en hij ze heel erg serieus nam. Bovendien lijkt de verklaring van verdachte dat hij terug is gelopen naar [medeverdachte] en vervolgens naar de auto van [getuige 1] liep toen deze kwam aangereden, niet te passen bij de verklaring van [getuige 1] waaruit blijkt dat verdachte bij zijn auto (de Citroën C1) stond op het moment dat [getuige 1] arriveerde.
Kwijtmaken van het mes en de Nokia telefoon
Over het mes heeft verdachte verklaard dat hij dit in de kofferbak van zijn auto heeft gelegd en dat hij niet meer weet wat hij hiermee heeft gedaan. De politie heeft het mes niet in de auto, noch in de woning van verdachte gevonden. Dit betekent dat verdachte het volgende moet hebben gedaan nadat hij is weggereden van de [straat van de woning] : hij heeft tijdens of aan het einde van de autorit bedacht dat hij zich moest ontdoen van het mes, is gestopt, uitgestapt, naar de achterbak gelopen, heeft deze opengemaakt, het mes eruit gepakt, de kofferbak dicht gedaan en het mes onderweg naar huis of in de buurt van zijn woning weggemaakt op een dusdanige wijze dat het tot op heden nergens is aangetroffen. Hetzelfde geldt voor de Nokia telefoon. Deze heeft de politie evenmin aangetroffen in de woning of in de auto van verdachte. Ook deze moet verdachte dus op een of andere wijze onderweg of in de buurt van zijn woning hebben kwijtgemaakt. De rechtbank vindt het ongeloofwaardig dat verdachte zich niets meer kan herinneren van dergelijke bewust verrichte, uitzonderlijke, niet-alledaagse handelingen, terwijl hij naar eigen zeggen wel besefte dat het er niet goed voor hem uitzag en hij zich vrij gedetailleerd kan herinneren wat zich daarvóór heeft afgespeeld en wat hij na thuiskomst heeft gedaan. In dat kader is het ook opvallend dat verdachte eerst in tegengestelde richting van zijn huis naar Essen (België) is gereden voordat hij naar huis reed.
Tussenconclusie
Gelet op al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, merkt de rechtbank de door verdachte geschetste toedracht als zó ongeloofwaardig en hoogst onwaarschijnlijk aan dat zij deze als volstrekt onaannemelijk terzijde schuift. Hiermee verwerpt de rechtbank het verweer dat verdachte niets met de dood van [slachtoffer] te maken heeft en acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer] .
De rechtbank merkt nog het volgende op over de verklaring van verdachte dat het mes in de borst van [slachtoffer] zat toen hij aankwam en dat hij dit mes uit [slachtoffer] zijn borst heeft getrokken. Volgens verdachte verklaart dit waarom er bloed van [slachtoffer] op zijn kleding en schoen is aangetroffen. Dat zou volgens verdachte kunnen zijn gekomen doordat er bloed van het mes op zijn schoen terecht is gekomen en hij de schoenen en kleding vervolgens bij elkaar in een vuilniszak heeft gedaan. Wanneer verdachte deze verklaring eerder had afgelegd, had de officier van justitie dit onderdeel van het door verdachte geschetste scenario nader kunnen laten onderzoeken door deskundigen. De rechtbank heeft overwogen dit onderzoek alsnog te laten verrichten, maar heeft daarvan afgezien. Zij acht de noodzaak daartoe niet aanwezig gelet op bovenstaand oordeel dat het alternatieve scenario van verdachte als volstrekt ongeloofwaardig en onaannemelijk terzijde moet worden geschoven.
Medeplegen
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of er sprake is van medeplegen. Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] . De rechtbank moet daartoe de vraag beantwoorden of ook [medeverdachte] betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer] en zo ja, of de bijdrage van zowel verdachte als [medeverdachte] van voldoende gewicht is geweest om het in vereniging plegen van het feit bewezen te verklaren.
Zoals eerder genoemd, bevat het dossier Snapchatberichten tussen verdachte en [medeverdachte] van 21 februari 2023. In deze berichten staat onder andere dat [medeverdachte] van haar vader af wil, dat daarvoor eigenlijk maar één optie is en dat het opgelost moet worden. [medeverdachte] geeft aan dat ze het anders zelf doet. Vervolgens reageert verdachte dat hij haar hiermee helpt en is het verdachte die suggesties doet om haar vader te doden, namelijk door hem een keer thuis dood te steken of dat hem een keer iets overkomt als hij om half drie ’s nachts de hondjes uitlaat. Het is ook verdachte die bezig is met de gevolgen van het doden. Hij schrijft namelijk dat hij een plan aan het bedenken is om van [slachtoffer] af te zijn zonder dat daarbij iemand de gevangenis in moet en dat alles een risico heeft. De rechtbank is van oordeel dat deze berichten niet anders kunnen worden gelezen dan dat verdachte en [medeverdachte] samen nadachten over mogelijkheden om zich te ontdoen van [slachtoffer] .
Eén dag na deze Snapchatberichten, op 22 februari 2023, heeft verdachte op Google gezocht naar
koolmonoxide, koolmonoxidevergiftiging en welke apparaten geven koolmonoxide af. Naar het oordeel van de rechtbank passen deze zoekopdrachten bij de Snapchatberichten van de dag daarvoor waarin wordt gesproken over de mogelijkheden om zich te ontdoen van [slachtoffer] zonder dat iemand daarvoor de gevangenis in moet. Het bewerkstelligen van een koolmonoxidevergiftiging kan immers een manier zijn om iemand te doden zonder sporen achter te laten. Dat verdachte bezig was met het risico en de gevolgen van het achterlaten van sporen, blijkt ook uit het feit dat verdachte, weer een dag later, op 23 februari 2023, zoekt op de termen
DNA verdachteen
DNA vrijspraak. Het is ook logisch dat verdachte alert is op deze risico’s en gevolgen gelet op de verklaring van verdachte tijdens de zitting dat hij, toen hij een jaar of 20 was, bij de politie DNA heeft moeten staan.
Verder blijkt uit het dossier dat [medeverdachte] op 24 maart 2023 op meerdere momenten een groot aantal afbeeldingen (in totaal 44) heeft opgezocht met het thema ‘papa’ en ‘overlijden’, waaronder:
  • Lieve papa, ik wou de je bij me was;
  • Je vader is er niet meer;
  • Ik mis mijn vader;
  • Mijn laatste dag bij pap;
  • Lieve papa, ik zal je nooit vergeten.
[medeverdachte] begint al om 07:01 uur in de ochtend met het opzoeken van deze afbeeldingen. Dit terwijl haar vader op dat moment nog leeft. De rechtbank stelt vast dat het plan om haar vader te doden op dat moment al gemaakt was. Ook terwijl zij bij haar vader in de auto zit op weg naar de afspraak op de [straat van de woning] gaat ze door met het zoeken naar dergelijke berichten.
Daarbij komt – zoals eerder vastgesteld – dat verdachte en [medeverdachte] op 24 maart 2023 gedurende de hele dag intensief telefonisch contact met elkaar hebben gehad. Zij hebben die dag in totaal bijna vier uur lang met elkaar gebeld, waaronder ook tijdens het moment dat verdachte op voorverkenning was in de omgeving van en op de [woning] in [plaats 1] en steeds kort voordat verdachte als [naam] met [slachtoffer] belde. Daarnaast heeft [medeverdachte] erop aangestuurd dat zij – conform plan – samen op de [straat van de woning] zouden zijn en heeft zij voorkomen dat haar moeder in haar plaats mee zou gaan naar de afspraak. Tot slot heeft [medeverdachte] [getuige 1] belet om een foto te maken van de Citroën C1 waarin verdachte vlak daarvoor was weggereden.
Uit het voorgaande blijkt dat ook [medeverdachte] nauw betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer] . De rechtbank kan niet met voldoende zekerheid vaststellen of verdachte dan wel [medeverdachte] uiteindelijk de geweldshandelingen heeft verricht of dat zij deze in gezamenlijkheid hebben gepleegd, nu beiden naar elkaar wijzen. Maar de rechtbank kan wel vaststellen dat de bijdrage van beiden substantieel is geweest en dat zij nauw en bewust hebben samengewerkt om de dood van [slachtoffer] te bewerkstelligen. Niet alleen zijn zij beiden betrokken geweest bij het beramen van de dood van [slachtoffer] , ook zijn zij beiden op de plaats van het delict geweest en hebben zij getracht de ontdekking van hun daderschap te voorkomen. Onder deze omstandigheden is niet relevant dat niet precies kan worden vastgesteld wie welke geweldshandeling heeft verricht, nu bij medeplegen de nadruk met name ligt op de samenwerking.
Voorbedachten rade
De vraag die de rechtbank tot slot moet beantwoorden is of sprake is geweest van voorbedachten rade. Hiervoor is vereist dat sprake was van kalm beraad en rustig overleg. De rechtbank is van oordeel dat dit blijkt uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden die op grond van de bewijsmiddelen zijn vastgesteld. Zoals hiervoor is overwogen, hebben verdachte en [medeverdachte] het plan om [slachtoffer] van het leven te beroven gemaakt, hebben zij op meerdere momenten voorbereidingen getroffen voor de uitvoering van dit plan en hebben zij dit plan op 24 maart 2023 ook daadwerkelijk uitgevoerd.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] op 24 maart 2023 schuldig heeft gemaakt aan de moord op [slachtoffer] .
De verdediging heeft in het pleidooi de betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte] en de getuigenverklaringen van [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] betwist. De rechtbank is op dit verweer niet ingegaan omdat deze verklaringen niet voor het bewijs van het tenlastegelegde zijn gebruikt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 24 maart 2023 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door meermalen met een steekwapen in de hals en de borst te steken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 22 jaar, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn en dat dit dient te leiden tot strafvermindering. Daarnaast wordt aangevoerd dat de strafeis te hoog is gelet op recente uitspraken en arresten in soortgelijke zaken en omdat de strafverzwarende omstandigheid van voorbedachten rade niet kan worden bewezen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan de moord op [slachtoffer] . Zij hebben hiervoor samen een plan bedacht waarbij [slachtoffer] onder valse voorwendselen naar een afgelegen, donkere plek werd gelokt. [medeverdachte] is – wetende dat dit de laatste minuten van het leven van haar vader waren – samen met haar vader in de auto gestapt en naar de bewuste plek toe gereden. Nadat [slachtoffer] op deze plek aankwam, is hij op gruwelijke wijze met slag- en steekgeweld om het leven gebracht. [slachtoffer] is eerst met een voorwerp tegen zijn hoofd geslagen en terwijl hij op de grond lag, is hij meerdere keren in zijn hals en borst gestoken met het mes dat verdachte speciaal hiervoor had besteld.
Verdachte heeft samen met zijn toenmalige vriendin haar vader vermoord. Hierdoor heeft hij abrupt een einde gemaakt aan het leven van [slachtoffer] . Hij heeft hem het meest kostbare ontnomen dat een mens bezit, het recht op leven. Moord is dan ook het meest ernstige misdrijf dat we in ons strafrecht kennen. Verdachte heeft daarnaast de nabestaanden onbeschrijflijk en onherstelbaar leed aangedaan. Dit blijkt ook uit de indringende slachtofferverklaringen die op de zitting zijn voorgelezen. De vrouw van [slachtoffer] is de kans ontnomen om samen met haar man oud te worden, zijn zoon, dochter en schoondochter om hun relatie met hun (schoon)vader voort te zetten en uit te bouwen en de kleinkinderen om op te groeien met de aandacht en aanwezigheid van hun opa. De nabestaanden zijn geconfronteerd met de zware verwondingen van [slachtoffer] . Zijn gezicht was door het geweld ernstig verminkt. Het moet voor hen afschuwelijk zijn geweest om te zien hoe [slachtoffer] er uit zag.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte zijn proceshouding mee. Verdachte heeft zich bij de politie steeds op zijn zwijgrecht beroepen en pas nadat hij kennis had genomen van het volledige dossier heeft hij bij de inhoudelijke behandeling van de zaak voor het eerst een verklaring afgelegd. Een ongeloofwaardige verklaring waarin hij zijn betrokkenheid bij de moord volledig ontkent en de schuld in de schoenen van zijn ex-vriendin [medeverdachte] schuift. Hij heeft geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn gruwelijke daad genomen en evenmin inzicht gegeven in het motief voor de moord en de precieze toedracht. Daarom is het voor de nabestaanden nog altijd niet duidelijk waarom hun man, vader, schoonvader en broer om het leven is gebracht en wat er precies op de plaats van het delict is gebeurd. De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van verdachte, maar ziet hierin geen strafmatigende omstandigheden.
De redelijke termijn
De rechtbank constateert dat er geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Omdat verdachte in voorlopige hechtenis zit, geldt als uitgangspunt dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting zou moeten zijn afgerond met een eindvonnis binnen zestien maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen. De duur van de redelijke termijn kan echter worden beïnvloed door bepaalde omstandigheden zoals de omvang van het verrichte onderzoek (vgl. HR 17 juni 2008, NJ 2008/358, ECLI:NL:HR:2008:BD2578). De redelijke termijn is in dit geval gestart op 25 maart 2023, omdat verdachte op die datum in verzekering is gesteld. Tot aan dit vonnis is een periode van één jaar en tien maanden verstreken. De rechtbank constateert dat in deze periode zeer veel en uitgebreid (ook forensisch) onderzoek is verricht en dat ook onderzoekswensen van de verdediging zijn uitgevoerd. Hiervoor is de genoemde tijdsperiode nodig geweest. Er is door de autoriteiten voldoende voortvarend gehandeld. Het verweer dat sprake zou zijn van een overschrijding van de redelijke termijn wordt daarom verworpen.
De straf
Gelet op de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van lange duur. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Anders dan de officier van justitie, stelt de rechtbank de moord op [slachtoffer] niet gelijk aan een liquidatie. Het betreft immers geen afrekening in het criminele circuit. De rechtbank zal daarom een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 20 jaar, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partijen

De benadeelde partij [benadeelde 1]
Mr. Grijpstra heeft namens [benadeelde 1] een vordering van € 17.500,00 wegens affectieschade ingediend. Daarnaast heeft hij wettelijke rente en hoofdelijke veroordeling gevorderd en verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De verdediging heeft zich – indien de rechtbank komt tot een veroordeling – gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
[benadeelde 1] is de dochter van de overleden [slachtoffer] . In die hoedanigheid heeft zij op grond van de wet recht op vergoeding van affectieschade. In het Besluit vergoeding affectieschade is bepaald dat een kind van een overledene recht heeft op een bedrag van € 17.500,00. De rechtbank zal [benadeelde 1] daarom een bedrag van € 17.500,00 toekennen.
De benadeelde partijen [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4]
Mr. Van der Steen heeft namens [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] schadevergoedingsvorderingen ingediend. Daarnaast heeft hij wettelijke rente en hoofdelijke veroordeling gevorderd en verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De verdediging heeft zich – indien de rechtbank komt tot een veroordeling – deels gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en de vorderingen deels betwist. De rechtbank zal hierop bij de behandeling van de verschillende vorderingen nader ingaan.
Affectieschade
[benadeelde 2] vordert een bedrag van € 20.000,00 en [benadeelde 3] vordert een bedrag van € 17.500,00 wegens affectieschade. De verdediging heeft zich – indien de rechtbank komt tot een veroordeling – ten aanzien van deze vorderingen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
[benadeelde 2] is de echtgenote van de overleden [slachtoffer] . In die hoedanigheid heeft zij op grond van de wet recht op vergoeding van affectieschade. In het Besluit vergoeding affectieschade is bepaald dat een echtgenote van een overledene recht heeft op een bedrag van € 20.000,00. De rechtbank zal [benadeelde 2] daarom een bedrag van € 20.000,00 toekennen.
[benadeelde 3] is de zoon van de overleden [slachtoffer] . In die hoedanigheid heeft hij op grond van de wet recht op vergoeding van affectieschade. In het Besluit vergoeding affectieschade is bepaald dat een kind van een overledene recht heeft op een bedrag van € 17.500,00. De rechtbank zal [benadeelde 3] daarom bedrag van € 17.500,00 toekennen.
Shockschade – [benadeelde 2] en [benadeelde 3]
[benadeelde 2] en [benadeelde 3] vorderen ieder een bedrag van € 30.000,00 wegens shockschade. Zij stellen – kort samengevat – dat zij geestelijk letsel hebben opgelopen doordat zij op de plaats delict zijn geconfronteerd met het ernstig toegetakelde lichaam van hun echtgenoot en vader.
De verdediging heeft de vordering betwist en gesteld dat er geen bewijs is dat zij op de plaats delict zijn geweest en daar geconfronteerd zijn geweest met het lichaam van [slachtoffer] . Zij hebben in dit kader gewezen op het proces-verbaal van [verbalisant] die heeft verklaard dat de straat ruim was afgezet met rood-wit lint en hij hen bij de zorgboerderij heeft opgevangen en ervan heeft weerhouden om naar de plaats delict te gaan.
De rechtbank oordeelt als volgt. [benadeelde 2] en [benadeelde 3] hebben een situatieschets overgelegd waaruit blijkt dat zij vanaf hun auto naar de zorgboerderij zijn gelopen en op weg daarnaartoe de plaats delict passeerden. Zij stellen dat de politie nog helemaal niets had afgezet en dat zij bij aankomst bij de plaats delict richting de daar aanwezige hulpdiensten zijn gelopen en daar het ernstig toegetakelde lichaam van [slachtoffer] hebben zien liggen. Pas daarna zijn zij naar de zorgboerderij doorgelopen. De officier van justitie heeft tijdens de zitting bevestigd dat de plaats delict pas later is afgezet. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat [benadeelde 2] en [benadeelde 3] op de plaats delict zijn geweest vóórdat zij door [verbalisant] bij de zorgboerderij werden opgevangen (en volgens het proces-verbaal van [verbalisant] werden tegenhouden om weer naar de plaats delict terug te lopen).
Dit betekent dat [benadeelde 2] en [benadeelde 3] ter plaatse zijn geconfronteerd met het ernstig toegetakelde lichaam van hun man en vader. Hij werd op dat moment gereanimeerd en had zware verminkingen aan zijn gelaat, nek en borstregio en zat onder het bloed. Doordat het lichaam op de plaats delict was uitverlicht, was het letsel des te meer zichtbaar. Zoals blijkt uit de overgelegde intakeverslagen van de behandelend psychologen, heeft deze confrontatie bij beiden een hevige emotionele schok teweeggebracht, wat geresulteerd heeft in geestelijk letsel in de vorm van een posttraumatische stressstoornis (PTSS), zijnde een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Naar het oordeel van de rechtbank staat dan ook vast dat [benadeelde 2] en [benadeelde 3] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks (shock)schade hebben geleden.
Uit het overgelegde intakeverslag van de psycholoog blijkt dat [benadeelde 2] sinds 26 september 2023 in verband met haar PTSS wordt behandeld. Er wordt met een behandelplan gewerkt om de herbelevingen van de confrontatie en daaruit voortvloeiende klachten te verwerken. Zij is nog altijd onder behandeling. Uit de overgelegde intakeverslagen van de psycholoog van [benadeelde 3] blijkt dat hij sinds 2 oktober 2023 in verband met zijn PTSS wordt behandeld. Hij wordt behandeld om de flashbacks en nachtmerries van de confrontatie en de daaruit voortvloeiende klachten te verwerken en is ook nog steeds onder behandeling.
Gelet op voornoemde omstandigheden, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte onrechtmatig jegens [benadeelde 2] en [benadeelde 3] heeft gehandeld en de door hen geleden shockschade moet vergoeden. De rechtbank benadrukt dat onder de shockschade van [benadeelde 2] en [benadeelde 3]
nietvalt het verdriet en de rouw om het verlies van hun echtgenoot en vader; alleen de PTSS die is ontstaan als gevolg van de confrontatie wordt aangemerkt als shockschade en komt voor vergoeding in aanmerking. Mede gelet op bedragen die in (min of meer) vergelijkbare gevallen door Nederlandse rechters zijn toegekend, stelt de rechtbank deze naar billijkheid vast op een bedrag van € 20.000,00 per persoon. Zij zal [benadeelde 2] en [benadeelde 3] in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Aftrek affectieschadebedrag op shockschadebedrag?
De verdediging heeft betoogd dat, als de rechtbank komt tot toewijzing van vergoeding van zowel affectie- als shockschade, er sprake is van samenloop en dat het toe te wijzen bedrag aan affectieschadevergoeding in mindering moet worden gebracht op het bedrag aan shockschadevergoeding.
De rechtbank stelt voorop dat affectieschade het verdriet en het leed betreft dat is ontstaan door het overlijden van een naaste. De affectieschadevergoeding beoogt hiervoor erkenning te verschaffen. Affectieschade onderscheidt zich van shockschade doordat het schade is die wordt geleden door het overlijden van een naaste, terwijl bij shockschade sprake is van schade die op een bijzondere wijze is ontstaan, namelijk in verband met kennisneming van een schokkende gebeurtenis.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft benadrukt, valt het verdriet en de rouw om het verlies van [slachtoffer] als zodanig niet onder shockschade. Deze zijn dan ook niet meegenomen bij de bepaling van het shockschadebedrag. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van samenloop tussen de toegekende affectie- en shockschadevergoeding, zodat er geen mindering hoeft te worden toegepast op de shockschadevergoeding.
Shockschade – [benadeelde 4]
vordert een bedrag van € 25.000,00 wegens shockschade. Zij stelt – net als [benadeelde 2] en [benadeelde 3] – dat zij geestelijk letsel heeft opgelopen doordat zij op de plaats delict is geconfronteerd met het ernstig toegetakelde lichaam van haar schoonvader.
Onder verwijzing naar hetgeen bij [benadeelde 2] en [benadeelde 3] is overwogen, stelt de rechtbank vast dat ook [benadeelde 4] op de plaats delict is geconfronteerd met het ernstig toegetakelde lichaam van haar schoonvader, met wie zij – zo stelt de rechtbank eveneens vast – een nauwe en affectieve relatie had. Hij werd op dat moment gereanimeerd en had zware verminkingen aan zijn gelaat, nek en borstregio en zat onder het bloed. Doordat het lichaam op de plaats delict was uitverlicht, was het letsel des te meer zichtbaar. Deze confrontatie heeft een hevige emotionele schok bij haar teweeggebracht, wat geresulteerd heeft in geestelijk letsel in de vorm van een posttraumatische stressstoornis, zijnde een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Naar het oordeel van de rechtbank staat dan ook vast dat [benadeelde 4] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks (shock)schade heeft geleden.
Ter onderbouwing van haar vordering heeft [benadeelde 4] een ontslagbrief van de behandelend psycholoog van 4 juli 2024 overgelegd. Hieruit blijkt dat de traumabehandeling in negen maanden tijd is afgerond en dat zij haar leven weer grotendeels heeft kunnen hervatten.
Gelet op voornoemde omstandigheden, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte onrechtmatig jegens [benadeelde 4] heeft gehandeld en de door haar geleden shockschade moet vergoeden. Mede gelet op bedragen die in (min of meer) vergelijkbare gevallen door Nederlandse rechters zijn toegekend, stelt de rechtbank deze naar billijkheid vast op een bedrag van € 10.000,00. Zij zal [benadeelde 4] in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijkheid
De rechtbank zal bij alle benadeelde partijen de wettelijke rente toewijzen vanaf de datum van het plegen van het feit. Ook zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dat betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen, dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast en dat de vergoeding door de staat bij wijze van voorschot aan de nabestaande wordt betaald.
Ten slotte zal de rechtbank bij alle benadeelde partijen de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat als een ander ook zou worden veroordeeld tot vergoeding van dezelfde schade, zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor betaling van het te vergoeden schadebedrag. Dit houdt in dat verdachte niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededader is betaald, en andersom.

8.Het beslag

De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen telefoon van het merk Samsung is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het voorwerp aan verdachte toebehoort en dat het feit is begaan of voorbereid met behulp van het voorwerp.
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen telefoon van het merk CAT aan verdachte, aangezien het voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van moord;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 20 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* 1 STK GSM (PL2000-2023074328-G2574943, Zwart, merk: Samsung);
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* 1 STK GSM (PL2000-2023074328-G2574942, Zwart, merk: Cat);
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
[benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 17.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 maart 2023 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] , € 17.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 maart 2023 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
122 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
[benadeelde 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 40.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 maart 2023 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] € 40.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 maart 2023 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
235 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
[medeverdachte]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 37.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 maart 2023 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [medeverdachte] € 37.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 maart 2023 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
222 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
[benadeelde 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 10.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 maart 2023 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 4] € 10.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 maart 2023 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
85 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. D.S.G. Froger en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 januari 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 24 maart 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd,
door meermalen, althans eenmaal
- met kracht met een breekijzer en/of hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp, tegen het hoofd te slaan en/of
- met een steekwapen in de hals en/of de borst, althans in het lichaam, te steken;
(art. 289 Wetboek van Strafrecht, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)