ECLI:NL:RBZWB:2025:3252

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
02-207042-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 26 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde verkrachting, omdat er geen bewijs was van geweld of bedreiging met geweld. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden niet voldeden aan de wettelijke definitie van verkrachting, maar dat er wel sprake was van ontuchtige handelingen met het slachtoffer, dat op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De verdachte, die de halfbroer van het slachtoffer is, heeft op 28 augustus 2022 in Kamperland seksuele handelingen verricht, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 181 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische problemen van de verdachte en de impact van de daden op het slachtoffer, en heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-207042-23
vonnis van de meervoudige kamer van 26 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. R.A. Remport Urban, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering en als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht dan wel dat hij ontuchtige handelingen bij haar heeft gepleegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht. Zij baseert zich daarbij op de verklaring van [slachtoffer] , het forensisch onderzoek, de bekentenis van verdachte tegen zijn vader en op 14 september 2022 tegen de politie en de verklaring van verdachte over eerder seksueel misbruik van [slachtoffer] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van de primair ten laste gelegde verkrachting, omdat hier onvoldoende steunbewijs voor is. Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte wel seksuele handelingen heeft verricht bij aangeefster, dan valt dit onder het subsidiair beschreven feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (verkrachting) moet bij dwang sprake zijn van geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid. Uit het dossier blijkt niet dat sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] . De vraag die daarom moet worden beantwoord, is of sprake is geweest van een andere feitelijkheid, dan wel bedreiging daarmee.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte vier jaar ouder is dan [slachtoffer] en haar halfbroer is. Verdachte is op 28 augustus 2022 bij [slachtoffer] in de tent gaan liggen. Hij lag bij de opening van de tent, waardoor het voor haar lastig was om op dat moment de tent te verlaten. [slachtoffer] lag te slapen en werd wakker toen verdachte haar begon aan te raken bij haar borst en vagina. Nadat [slachtoffer] merkte wat er gebeurde, is zij verstijfd. Verdachte heeft vervolgens diverse seksuele handelingen verricht bij [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden die zij hiervoor schetst, in onderlinge samenhang bezien, als feitelijkheid kunnen worden aangemerkt zoals bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank stelt echter vast dat niet al deze omstandigheden onderdeel uitmaken van de tenlastelegging en daarom niet meegewogen kunnen worden in haar beoordeling. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van verkrachting.
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 28 augustus 2022 te Kamperland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten,
- het betasten van de schaamstreek van die [slachtoffer] , en
- het met zijn vingers penetreren van de vagina van die [slachtoffer] , en
- het met zijn penis penetreren van de vagina en anus van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan de proeftijd dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte kan op die manier zijn werk en woning behouden. Verdachte zal zich houden aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn halfzusje [slachtoffer] . Verdachte is bij [slachtoffer] , die op de camping in een tent lag te slapen, gaan liggen - overigens omdat zijn familie alleen die plek voor hem had vrijgehouden - en heeft zijn vinger in haar vagina gebracht. Ook heeft verdachte zijn penis in de vagina en de anus van [slachtoffer] gebracht. [slachtoffer] was toen vijftien jaar oud. Met de ontuchtige handelingen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik hiervan gedurende een lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Dat het handelen van verdachte gevolgen heeft gehad en nog steeds heeft, blijkt uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] . Ze heeft last van haar mentale gezondheid, heeft EMDR-therapie gehad en heeft tot de dag van vandaag moeite met slapen.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met het reclasseringsadvies van
3 april 2025, waarin wordt geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden. Verdachte is na dit feit aangemeld bij de [kliniek] . Daar is gebleken dat bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde parafiele stoornis, een ongespecificeerde trauma- of stressorgerelateerde stoornis en een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. Ook zijn er aanwijzingen voor LVB-problematiek. Verder zijn er bij verdachte problemen op het gebied van huisvesting, dagbesteding, financiën, sociaal netwerk en middelengebruik. Het risico op recidive is gemiddeld. De reclassering ziet als steunende factor de motivatie van verdachte om samen te werken met instanties en de hulpverlening die hij krijgt. Er wordt stap voor stap gewerkt aan het stabiliseren van zijn leefomstandigheden. Bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal verdachte zijn woning verliezen en zullen de lopende hulpverleningstrajecten worden onderbroken.
Op de zitting heeft verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De rechtbank is van oordeel dat deze proceshouding van verdachte zeer waarschijnlijk samenhangt met zijn LVB-problematiek en de stoornissen die zijn vastgesteld. Gelet hierop zal de rechtbank de omstandigheid dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen niet in strafverzwarende zin meewegen.
Verder houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Alles afwegende acht de rechtbank een maximale taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Vanwege het taakstrafverbod ex artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht moet er ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf volgen. De rechtbank zal de onvoorwaardelijke gevangenisstraf echter beperken tot één dag, nu zij een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend vindt.
De rechtbank zal aan verdachte opleggen een taakstraf van 240 uur en een gevangenisstraf van 181 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Aan de proeftijd zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen
die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het
lichaam;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 181 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij SVG reclassering Limburg (Vincent van Gogh) op het adres Wilhelminaplein 26, 6041 CE Roermond. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door de [kliniek] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
* dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met
[slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2006, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* dat verdachte, indien de reclassering dat noodzakelijk vindt, meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B. Prenger, voorzitter, mr. P.W.G. de Beer en
mr. M.P.H. van Drunen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 mei 2025.
Mr. E.B. Prenger, mr. M.P.H. van Drunen en mr. E. Andraws zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 28 augustus 2022 te Kamperland, gemeente Noord-Beveland, althans Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door achter [slachtoffer] , die in een tent lag te slapen, te gaan liggen en haar onverhoeds aan te raken, die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten,
- het strelen en/of betasten van de schaamstreek van die [slachtoffer] , en/of
- het met zijn vingers penetreren van de vagina van die [slachtoffer] , en/of
- het met zijn penis penetreren van de vagina en/of anus van die [slachtoffer] ;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 augustus 2022 te Kamperland, gemeente Noord-Beveland, althans Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten,
- het strelen en/of betasten van de schaamstreek van die [slachtoffer] , en/of
- het met zijn vingers penetreren van de vagina van die [slachtoffer] , en/of
- het met zijn penis penetreren van de vagina en/of anus van die [slachtoffer] ;
( art 245 Wetboek van Strafrecht )