Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 mei 2025 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 mei 2025, wordt het beroep van eiser beoordeeld met betrekking tot zijn recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiser had eerder een WIA-uitkering toegekend gekregen door het UWV, maar dit besluit werd herroepen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid werd gewijzigd van 70,12% naar 51,61%. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, wat leidde tot deze rechtszaak.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld. Eiser heeft psychische klachten, waaronder PTSS en een depressieve stoornis, en stelt dat zijn beperkingen niet juist zijn vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 13 juli 2023 juist zijn.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid per 19 mei 2023 terecht heeft vastgesteld op 51,61%. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op een WIA-uitkering en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.