ECLI:NL:RBZWB:2025:3232

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
11123657 MB VERZ 24-686
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rechts inhalen op de Rijksweg te Raamsdonkveer op 14 maart 2023. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas, stelde dat de gedraging niet had plaatsgevonden en dat de boete een verrassing was. Betrokkene kon zich de gedraging niet herinneren en voerde aan dat er geen staandehouding had plaatsgevonden, wat volgens hem onterecht was. De gemachtigde voegde hieraan toe dat de informatieplicht was geschonden en dat het hoorrecht niet was gerespecteerd. Tijdens de zitting trok de gemachtigde de beroepsgronden over de informatieplicht in, omdat de stukken inmiddels waren ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant over het afzien van staandehouding onvoldoende gemotiveerd was. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de boete en droeg de officier van justitie op het betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 1.230,50 toegekend aan betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11123657 \ MB VERZ 24-686
CJIB-nummer : 8062 5422 5642 0115
uitspraakdatum : 8 april 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 8 april 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Als gemachtigde is verschenen [gemachtigde]. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rechts inhalen waar dat verboden is op de Rijksweg te Raamsdonkveer op 14 maart 2023 om 17:49 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht en dat de boete als een complete verrassing komt. Betrokkene kan zich de gedraging niet herinneren. Ook vindt betrokkene het onterecht dat er geen staandehouding heeft plaatsgevonden, nu daar op de Rijksweg A27 genoeg mogelijkheid voor was. Gemachtigde stelt aanvullend dat de informatieplicht is geschonden omdat hij ondanks een verzoek daartoe de stukken niet heeft ontvangen. Ook is het hoorrecht geschonden. Gemachtigde verwijst naar verschillende uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en verzoekt om een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat de beroepsgronden over het schenden van de informatieplicht worden ingetrokken, aangezien deze intussen al waren ontvangen. Verder bevat het zaakoverzicht slechts de pleeglocatie zonder verdere verduidelijking zoals het aangeven bij welke hectometerpaal de gedraging heeft plaatsgevonden. Daardoor is de locatie onvoldoende individualiseerbaar en kan betrokkene niet weten tegen wat hij zich moet verdedigen. Betrokkene blijft zitten met meer vragen dan antwoorden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het gerechtshof heeft eerder overwogen dat het enkel benoemen dat er geen stopmiddelen voor handen zijn onvoldoende is om af te zien van de staandehouding. Verder heeft de verbalisant hier in het aanvullend proces-verbaal ook niets over gezegd.

Overwegingen

Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
De verbalisant heeft afgezien van staandehouding omdat hij niet in een voertuig reed “met de middelen om betrokkene veilig staande te houden”. Naar het oordeel van de kantonrechter is deze verklaring van de verbalisant te summier en is onvoldoende gemotiveerd waarom geen reële mogelijkheid tot staandehouding bestond.
De boete is dan ook ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 323,50
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 1.230,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 289,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.230,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: