Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet zoveel mogelijk rechts houden op de A58 te Breda op 5 april 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 8 april 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. drs. [gemachtigde], was wel aanwezig. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. [zittingsvertegenwoordiger].
De gemachtigde voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden en dat de waarneming van de verbalisant niet correct was. De officier van justitie stelde echter dat de foto’s en de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs boden voor de gedraging. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij er specifieke feiten zijn die aan de juistheid van die verklaring twijfelen. De kantonrechter concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en dat de boete terecht was opgelegd. Het beroep werd ongegrond verklaard.