ECLI:NL:RBZWB:2025:3183

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
11231118 \ MB VERZ  24-986
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen bestuurlijke boete wegens aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een bestuurlijke boete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op een wijze die niet was toegestaan, namelijk op 17 april 2024 om 09:10 uur op de Velsgoed te Breda. Betrokkene had bezwaar gemaakt tegen de boete, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 11 maart 2025 heeft betrokkene zijn standpunten toegelicht. Hij voerde aan dat de boete niet redelijk was, gezien de omstandigheden waaronder de overtreding had plaatsgevonden. Betrokkene meldde dat de container vaak vol was, waardoor hij zijn afval niet op de juiste manier kon aanbieden. Hij had meerdere meldingen gedaan via de Buitenbeter app, maar deze werden niet serieus genomen door de gemeente. Betrokkene voelde zich niet gehoord en had het gevoel dat hij niet de juiste procedurele stappen had kunnen volgen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, maar heeft ook begrip getoond voor de frustraties van betrokkene. De rechter heeft geoordeeld dat er aanleiding was om de boete te matigen, mede omdat er procedurele fouten waren gemaakt in de behandeling van het bezwaar. De kantonrechter heeft uiteindelijk besloten de boete te matigen tot nihil en het college te verplichten het teveel betaalde bedrag van € 100,- aan betrokkene terug te betalen. De uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11231118 \ MB VERZ 24-986
beschikkingsnummer : 17042409101340614200
uitspraakdatum : 11 maart 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep inzake een boete op grond van artikel 154b van de Gemeentewet
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een bestuurlijke boete opgelegd. Betrokkene heeft daartegen bezwaar gemaakt bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda (hierna: het college). Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dat besluit is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 maart 2025. Namens het college zijn verschenen [zittingsvertegenwoordiger 1] en [zittingsvertegenwoordiger 2] (hierna: zittingsvertegenwoordigers). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: huishoudelijke afvalstoffen anders aanbieden dan via het aangewezen inzamelmiddel op 17 april 2024 om 09:10 uur op de Velsgoed te Breda.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene heeft meerdere malen een melding gemaakt via de Buitenbeter app van de gemeente. Veel mensen in de wijk maken gebruik van de container, waardoor deze container regelmatig vol is en buurtbewoners hierdoor hun vuilnis niet op de juiste wijze kunnen aanbieden. Deze meldingen worden door de gemeente niet serieus genomen. Betrokkene zag een medewerker van de gemeente in de wijk. Nadat betrokkene dit bij hem aangaf, zei de medewerker dat hij het ook ging melden en dat hij het een kwalijke zaak vond dat er geen reactie werd gegeven vanuit de gemeente. Betrokkene heeft als gevolg hiervan een boete gekregen. Ook is betrokkene niet gehoord, terwijl hij aan had gegeven per e-mail op de hoogte te willen worden gehouden. Op eigen initiatief is betrokkene na meerdere malen bellen eindelijk gehoord, waarna het bezwaar alsnog is afgewezen. Deze combinatie maakt dat betrokkene het niet eens is met de gang van zaken.
Ter zitting heeft betrokkene over de termijnoverschrijding aangevoerd dat het niet aan hem lag, aangezien hij daarna nog een telefonische hoorzitting heeft gehad. Inhoudelijk heeft betrokkene aangevoerd dat hij dagelijks bij de containers komt wegens de luiers van zijn kind. Van de vijf keren dat betrokkene naar de container toe gaat, is de container minimaal drie keer vol. In zo’n geval neemt hij het afval mee terug. Betrokkene blijft meldingen maken, maar krijgt nooit een reactie. Verder is een nieuwe wijk gebouwd waardoor steeds meer bewoners last krijgen van dit probleem. Eenmalig liep de frustratie zo hoog op dat betrokkene deze gedraging heeft verricht. Betrokkene vindt dat als er veel van een burger wordt verwacht, een burger ook veel terug mag verwachten. Af en toe kunnen er dingen misgaan, maar driemaal kan volgens hem niet kloppen. Betrokkene vraagt zich af hoeveel meldingen nog gedaan moeten worden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft ten aanzien van de termijnoverschrijding een kopie overhandigd, waaruit blijkt dat betrokkene vanwege de te late hoorzitting toch tijdig beroep heeft ingediend. Inhoudelijk heeft de zittingsvertegenwoordiger verzocht het beroep ongegrond te verklaren. De zittingsvertegenwoordiger kan over de meldingen niets zeggen, aangezien dit automatisch naar de afvalservice gaat, waarbij de zittingsvertegenwoordiger geen idee heeft hoe dat proces verloopt. Dat een container vol is komt vaker voor, daarvoor kan een bewoner bij twee verschillende locaties terecht. Mochten die ook vol zijn, dan kunnen er nog twee containers gekoppeld worden. Dit betekent dus niet dat als een container vol is, het afval ernaast mag worden gezet. In zo’n geval is sprake van een overtreding. Er is procedureel inderdaad wat misgegaan, maar toch is gestreefd om de procedure zo volledig mogelijk af te ronden. De gemeente heeft geprobeerd alle gebreken te repareren.

Overwegingen

Ontvankelijkheid beroep
Voor het instellen van beroep geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde op 11 juli 2024, als wordt uitgegaan van de datum van de beslissing op bezwaar 30 mei 2024. Het beroepschrift is echter pas op 24 juli 2024 ontvangen. Dat is in beginsel te laat.
Ter zitting is echter gebleken dat er na een klacht van betrokkene hierover alsnog een hoorzitting is gehouden en dat naar aanleiding van die hoorzitting een tweede beslissing op bezwaar is genomen, daterend van 11 juli 2024. Dit betekent dat betrokkene, die het beroep op 19 juli 2024 heeft verzonden, niet te laat is met het indienen van het beroep.
De kantonrechter zal daarom het beroep inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene ontkent dit feitelijk ook niet. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat de kantonrechter begrip heeft voor de frustratie van betrokkene wat betreft dit probleem. Ook heeft betrokkene aannemelijk gemaakt dat hij in eerste instantie voldoende inspanningen heeft verricht om het probleem van de volle container te verhelpen. Kennelijk heeft dat (nog) niet geleid tot een adequate (re)actie van de gemeente Breda. De kantonrechter ziet daarin aanleiding om de boete te matigen.
Een tweede reden voor matiging is dat er het een en ander is misgegaan bij de behandeling van zijn bezwaarschrift. In eerste instantie is betrokkene niet gehoord. Pas op zijn aandringen is hij alsnog gehoord, nadat al een beslissing op bezwaar was genomen.
Alles bij elkaar is dit voldoende reden om de boete te matigen tot nihil.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van het college zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door het college worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt het besluit van het college in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ draagt het college op het bedrag van € 100,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: