ECLI:NL:RBZWB:2025:3181

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
11274152 \ MB VERZ  24-1132
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen bestuurlijke boete wegens het zonder vergunning gebruiken van een openbare plaats

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een bestuurlijke boete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd omdat betrokkene op 2 juni 2024 zonder voorafgaande vergunning een openbare plaats had gebruikt op de [straat] te [plaats]. Betrokkene had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde boete, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda had dit bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting heeft betrokkene toegelicht dat zij tijdelijk was verhuisd met haar bedrijf naar de [straat] en dat zij een vlag had geplaatst als herkenningspunt voor de veiligheid van burgers op en rondom het water. Betrokkene gaf aan dat zij eerder wel een vergunning had voor een andere locatie, maar dat zij niet had gerealiseerd dat zij ook voor de nieuwe locatie een vergunning moest aanvragen. Betrokkene vond dat een waarschuwing op zijn plaats was geweest in plaats van een boete. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden en dat betrokkene verantwoordelijk was voor het tijdig aanvragen van de vergunning.

Desondanks heeft de kantonrechter aanleiding gezien om de boete te matigen, gezien de omstandigheden waaronder de overtreding had plaatsgevonden en het feit dat betrokkene inmiddels weer in het bezit was van een vergunning. De boete is gematigd tot € 50,- en het college is opgedragen het bedrag van € 200,- dat betrokkene te veel had betaald als zekerheidstelling terug te betalen. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen hoger beroep mogelijk tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11274152 \ MB VERZ 24-1132
beschikkingsnummer : 02062410590860554700
uitspraakdatum : 11 maart 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep inzake een boete op grond van artikel 154b van de Gemeentewet
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een bestuurlijke boete opgelegd. Betrokkene heeft daartegen bezwaar gemaakt bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda (hierna: het college). Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dat besluit is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 maart 2025. Namens het college zijn verschenen [zittingsvertegenwoordiger 1] en [zittingsvertegenwoordiger 2] (hierna: zittingsvertegenwoordigers). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: zonder voorafgaande vergunning een openbare plaats anders gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan op 2 juni 2024 om 10:59 uur op de [straat] te [plaats] .
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene was in januari 2022 tijdelijk met haar bedrijf ( [bedrijf] ) verhuisd naar de [straat] in [plaats] . Het bedrijf verzorgt allerlei [activiteiten] op en rondom het water. Het is voor hen belangrijk dat de burgers van [plaats] veilig op en van het water kunnen komen. Om die reden werd een vlag als herkenningspunt, maar ook als indicatie waar mensen het water uit komen geplaatst. Bij de oude locatie hadden ze een vergunning (2020), maar dit keer is er onvoldoende bij stilgestaan dat ze deze opnieuw moesten aanvragen bij de verhuizing. Een waarschuwing was volgens betrokkene op zijn plaats geweest. Inmiddels is de vergunning opnieuw aangevraagd en hoopt betrokkene op coulance.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat dit de enige boete was die ze heeft gekregen. Daarna is er geen vlag meer geplaatst tot de vergunning in orde was. Betrokkene is in alle hectiek vergeten de vergunning te regelen, waardoor zonder waarschuwing is beboet. Verder werd vanuit de gemeente aangegeven dat met betalen gewacht mocht worden tot bezwaar, maar achteraf is er toch een verhoging geweest. Betrokkene heeft ter zitting getoond dat de vergunning is verleend. Verder vertelde betrokkene dat het gevaar zit tussen de waterkant en waar mensen uitstappen. Daar kan iemand zich erg bezeren. Dit heeft betrokkene ook uitgelegd aan de gemeente, waarna toestemming is verleend om, ondanks dat het normaliter op die plaats niet mag, de vlag daar alsnog neer te zetten. Als de vlag elders wordt geplaatst dan neemt het de waarschuwende werking weg.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. In de beslissing op bezwaar staat aangegeven dat betrokkene diende te betalen. Aangezien dit niet tijdig is gebeurd, volgde een aanmaning. Verder blijkt uit de oude vergunning dat de vlag niet geplaatst mag worden op de door betrokkene aangetoonde plaats. De verbalisant hoeft bij een overtreding niet te kiezen voor een waarschuwing, maar kan ook kiezen om direct over te gaan tot het beboeten.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Dit wordt feitelijk ook erkend. Daarmee staat vast dat betrokkene de vlag had geplaatst op een plaats waar dit zonder vergunning niet is toegestaan. Dat zij eerder, op een andere plaats, wel over een vergunning beschikte, neemt niet weg dat betrokkene de verantwoordelijkheid heeft tijdig een vergunning aan te vragen en de zaken op orde te hebben. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat zij eerder ook in het bezit was van een vergunning en ter zitting aannemelijk heeft gemaakt weer in het bezit te zijn van een vergunning. De boete zal worden gematigd tot € 50,-.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van het college zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door het college worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt het besluit van het college in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 50,-;
‒ draagt het college op het bedrag van € 200,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: