ECLI:NL:RBZWB:2025:3106
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking beroep en veroordeling in proceskosten na wijziging besluit UWV
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 3 april 2023. Het bestreden besluit dateert van 16 augustus 2024. Op 16 april 2025 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd en de ZW-uitkering van verzoeker ongewijzigd voortgezet. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft tot veroordeling in de proceskosten.
De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 1.814,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan verzoeker dient te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, en is openbaar gemaakt op 22 mei 2025.