ECLI:NL:RBZWB:2025:3106

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
24/6800 ZW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking beroep en veroordeling in proceskosten na wijziging besluit UWV

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 3 april 2023. Het bestreden besluit dateert van 16 augustus 2024. Op 16 april 2025 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd en de ZW-uitkering van verzoeker ongewijzigd voortgezet. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft tot veroordeling in de proceskosten.

De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 1.814,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan verzoeker dient te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, en is openbaar gemaakt op 22 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6800 ZW
uitspraak van 22 mei 2025 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[verzoeker] , te [plaats] , verzoeker,

gemachtigde: [gemachtigde] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 16 augustus 2024 (bestreden besluit) van verweerder over de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) met ingang van 3 april 2023.
Met het besluit van 16 april 2025 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd en verzoekers ZW-uitkering met ingang van 3 april 2023 ongewijzigd voortgezet.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft met de brief van 12 mei 2025 gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 16 april 2025 dat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 51,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 22 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.