ECLI:NL:RBZWB:2025:310

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
02-342478-23 en 02-055271-24 (ttzgev)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing, bedreiging, mishandeling en belaging in een relatie

Op 23 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder afpersing, bedreiging, mishandeling en belaging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 december 2023 heeft geprobeerd zijn moeder, [slachtoffer 1], af te persen door haar onder druk te zetten in haar woning. Dit leidde tot een poging tot afpersing, waarbij de verdachte dreigende woorden heeft geuit. Daarnaast heeft de verdachte gedurende een periode van meer dan een maand zijn ex-partner, [slachtoffer 2], stelselmatig belagen en bedreigen, wat resulteerde in een veroordeling voor belaging en bedreiging met geweld. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 2] gedurende hun relatie, waarbij meerdere getuigen hebben verklaard over het geweld dat heeft plaatsgevonden.

In een andere zaak heeft de verdachte [slachtoffer 3] afgedwongen tot het overmaken van geldbedragen door middel van bedreigingen, waarbij hij haar heeft gedreigd met brandstichting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals ambulante behandeling en begeleiding door de reclassering. De rechtbank heeft ook de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, omdat de verdachte niet heeft voldaan aan de voorwaarden die eerder waren gesteld. De rechtbank heeft de impact van de daden van de verdachte op de slachtoffers in overweging genomen en benadrukt dat de feiten ernstige gevolgen hebben gehad voor hun leven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02-342478-23 en 02-055271-24 (ttzgev)
vonnis van de meervoudige kamer van 23 januari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 2000 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
raadsman: mr. N.A. Koole, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging in de zaak met parketnummer 02-342478-23 is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging in beide zaken is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
02-342478-23
feit 1:een poging tot afpersing van zijn moeder [slachtoffer 1] van een bedrag van € 31,-, danwel dat verdachte heeft geprobeerd haar te dwingen tot afgifte van dat bedrag;
feiten 2 tot en met 4:het belagen, mishandelen en bedreigen van zijn ex-partner
[slachtoffer 2] ;
02-055271-24
feit 1:het afpersen van [slachtoffer 3] van meerdere geldbedragen;
feit 2:bedreiging van [slachtoffer 3] , dan wel dat verdachte haar door bedreiging met geweld heeft gedwongen tot het niet doen van aangifte.

3.De voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
02-342478-23
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen zoals deze blijken uit het dossier.
02-055271-24
Ook de onder voornoemd parketnummer ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen gelet op de bewijsmiddelen zoals deze blijken uit het dossier. Wel moet de bewezenverklaarde periode van feit 1 beperkt worden, te weten vanaf het moment dat verdachte [slachtoffer 3] zeer dwingende en bedreigende berichten begon te sturen dat zij (weer) geld aan hem moest geven. Gelet op de verklaring van [slachtoffer 3] is dat vanaf eind mei 2023.
4.2
Het standpunt van de verdediging
02-342478-23
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de feiten 2 tot en met 4 is aangevoerd dat de relatie tussen verdachte en [slachtoffer 2] gepaard ging met geweld over en weer. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat het tot in ieder geval mei 2023 goed ging tussen haar en verdachte. Ten aanzien van de onder feit 2 ten laste gelegde belaging is verzocht om de bewezenverklaarde periode te beperken, omdat het onduidelijk is wanneer de relatie beëindigd is, er geen stopgesprek heeft plaatsgevonden en door verdachte geen opzettelijke inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] . De verdediging geeft in overweging dat het startpunt van de bewezenverklaarde periode kan zijn het moment dat verdachte berichten naar de nieuwe partner van [slachtoffer 2] is gaan sturen. Ook ten aanzien van feit 3 is verzocht om de bewezenverklaarde periode te beperken, nu uit de verklaringen van de getuigen en de mutaties van de politie niet blijkt dat er na maart 2022 nog geweld heeft plaatsgevonden.
02-055271-24
Ten aanzien van feit 1 is verzocht om, gelet op de verklaring van [slachtoffer 3] , de bewezenverklaarde periode te beperken. Ten aanzien van feit 2 primair is verzocht om vrijspraak, omdat de bedreiging niet gericht was tegen [slachtoffer 3] , maar tegen haar moeder. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde is aangevoerd dat dit hetzelfde verwijt betreft als ten laste is gelegd onder feit 1, te meer nu artikel 317 Sr kan worden gezien als een specialis van artikel 284 Sr.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02-342478-23
Feit 1
Op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] in haar woning onder druk te zetten, zodat zij een geldbedrag aan hem zou geven. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] , gelet op de relatie tussen haar en verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het dossier, geloofwaardig is en zal haar verklaring bij de bewezenverklaring als uitgangspunt nemen. Hieruit blijkt dat verdachte een dreigende sfeer heeft gecreëerd door te dreigen spullen van haar te vernielen, de huissleutel van [slachtoffer 1] af te pakken en deze in zijn zak te steken. Verder blijkt hieruit dat de sfeer in de woning dusdanig dreigend was dat [slachtoffer 1] , zonder sleutel, haar woning uit is gevlucht en de politie heeft gebeld. De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande een poging tot afpersing oplevert en acht daarmee het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Verdachte en [slachtoffer 2] hebben ongeveer drie jaar een relatie gehad. Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt dat hun relatie eigenlijk al voorbij was, maar dat zij op 8 augustus 2023 voor het laatst met verdachte heeft afgesproken. Dit liep wederom uit op een ruzie waarbij de politie is gebeld. Zij wilde hem vanaf dat moment niet meer zien of spreken. Uit het dossier blijkt niet dat het ook voor verdachte gelijk duidelijk was dat [slachtoffer 2] definitief geen enkel contact meer met hem wilde. Daar komt bij dat er nooit een stopgesprek met verdachte heeft plaatsgevonden. Op het moment dat [slachtoffer 2] een nieuwe partner kreeg, had het voor verdachte echter duidelijk moeten zijn dat de relatie definitief over was en dat [slachtoffer 2] geen contact meer wilde. Verdachte bleef niet alleen op een dwingende manier contact zoeken met aangeefster door haar veel (onder meer dreigende) berichten te sturen, maar heeft ook berichten gestuurd naar haar naasten, waaronder haar moeder en haar nieuwe partner. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij degene is geweest die de berichten heeft verstuurd. Uit de in het dossier opgenomen screenshots van de aan de nieuwe partner gestuurde berichten blijkt dat deze in november 2023 zijn verstuurd. De rechtbank stelt daarom ten aanzien van de pleegperiode vast dat het voor verdachte in ieder geval vanaf 15 november 2023 duidelijk moet zijn geweest dat [slachtoffer 2] geen contact meer met hem wilde. Door dit tegen haar wens in toch te doen op de wijze zoals aangeefster heeft verklaard, namelijk door haar en haar naasten veelvuldig nare, intimiderende en bedreigende berichten te sturen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wederrechtelijk, stelselmatig en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Daarmee heeft verdachte [slachtoffer 2] gedwongen te dulden dat hij contact met haar bleef zoeken en haar vrees aangejaagd. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte zich van 15 november 2023 tot en met 28 december 2023 schuldig heeft gemaakt aan belaging van [slachtoffer 2] en zal verdachte vrijspreken van de periode daarvoor.
Feit 3
Niet staat ter discussie dat de relatie tussen verdachte en [slachtoffer 2] turbulent was en dat er incidenten hebben plaatsgevonden waarbij geweld is gebruikt. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte gedurende de hele relatie geweld op haar heeft uitgeoefend. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wel eens geweld heeft gebruikt richting [slachtoffer 2] , maar dit niet structureel was en het geweld op die momenten over en weer plaatsvond. De rechtbank stelt vast dat drie getuigen op verschillende momenten hebben waargenomen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde geweldshandelingen op [slachtoffer 2] heeft uitgeoefend. De handelingen waarover de getuigen verklaren passen bij de mishandelingen die [slachtoffer 2] beschrijft in haar aangifte. Zij verklaren daarnaast dat hen bekend was dat er vaker mishandelingen plaatsvonden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 2] in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen en zal haar verklaring als uitgangspunt nemen. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 2] gedurende de relatie meermalen het slachtoffer is geworden van mishandeling door verdachte. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en [slachtoffer 2] rond december 2020 een relatie kregen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de periode daarvoor.
Feit 4
Op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is die de ten laste gelegde berichten op verschillende tijdstippen naar [slachtoffer 2] en haar moeder heeft gestuurd. Gelet op de inhoud van de berichten en de omstandigheden waaronder deze zijn verstuurd, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een strafbare bedreiging. De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen. Wat betreft de pleegperiode stelt de rechtbank vast dat het eerste bericht op 25 november 2023 is verstuurd. De rechtbank gaat daarom uit van 25 november 2023 als aanvangsdatum en zal verdachte vrijspreken van de periode daarvoor.
02-055271-24
Feit 1
Op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 3] door bedreigingen van verdachte onder druk is gezet en is gekomen tot de afgifte van meerdere geldbedragen. Wat betreft de pleegperiode overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij in het begin vrijwillig geld naar verdachte overmaakte, maar dat zij dat niet meer wilde toen bleek dat hij haar niet terugbetaalde. De enige reden dat zij doorging met geld overmaken was omdat hij haar ging bedreigen. Ze heeft verklaard dat die bedreigingen eind mei 2023 zijn gestart. Op haar bankafschriften is te zien dat zij op 25 mei 2023 voor het eerst een geldbedrag van € 1.200,- naar verdachte overmaakte dat aanzienlijk hoger is dan de eerdere bedragen. De rechtbank gaat daarom uit van 25 mei 2023 als aanvangsdatum en zal verdachte vrijspreken van de periode daarvoor.
Feit 2
Op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] heeft bedreigd. Dat de bedreigingen grotendeels gericht lijken te zijn op het in brand steken van de woning van haar moeder, doet hier niet aan af. De bedreigingen waren gericht tegen [slachtoffer 3] om haar onder druk te zetten om geldbedragen te blijven overmaken en om te voorkomen dat zij aangifte zou gaan doen. Dit maakt dat de uitlatingen persoonlijk gericht zijn op [slachtoffer 3] . In combinatie met de aard van de uitlatingen maakt dit dat bij [slachtoffer 3] de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte de bedreigingen daadwerkelijk zou uitvoeren. De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
02-342478-23
feit 1, primair
op 27 december 2023 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van 31 euro, dat aan die [slachtoffer 1] toebehoorde,
die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd, zakelijk weergegeven, dat wanneer die [slachtoffer 1] het geld niet zou geven er iets van haar kapot werd gemaakt en hij de banden van de auto lek zou steken en de huissleutel af te pakken en dat als die [slachtoffer 1] aangifte zou doen hij, verdachte, ook aangifte zou doen en vervolgens om zich heen heeft gekeken en vervolgens voor die [slachtoffer 1] is gaan staan en de achterdeursleutel in zijn, verdachtes, zak heeft gestopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
in de periode van
15 november2023 tot en met 28 december 2023 te [plaats 1] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op een anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door die [slachtoffer 2] app berichten en/of berichten via social media te sturen en die moeder en de nicht en de vriend van die [slachtoffer 2] berichten te sturen met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen;
feit 3
meermalen, in de periode van
1 december2020 tot en met 8 augustus 2023 te [plaats 2] , gemeente Middelburg , en/of [plaats 1] en/of [geboorteplaats] , [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] te slaan en/of schoppen en/of kopstoten te geven en/of aan de haren te trekken en/of de keel dicht te knijpen;
feit 4
meermalen, in de periode van
25 november2023 tot en met 28 december 2023 te [plaats 1] , [slachtoffer 2] heeft bedreigd met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen en met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen ‘luister goed ik zou weggaan daarzo als ik jou was, mensen gaan werken op zijn huis van zijn vader [kenmerk] of ervoor, hoe ik dit weet moet je maar is over gaan nadenken, geloof me [slachtoffer 2] je kan beter terug naar huis gaan anders gaan er wel degelijk erge dingen gebeuren [naam] weet het ook dus probeer me nu te blokken kom ik met mensen chaos schoppen net zoals hij hier deed of ik wacht je op straks al jee albert heijn of stadje [plaats 3] gaat geloof mij. elke in en uit staat genoteerd kga jou lx waarschuwen nu. als er daar wat gebeurd niet mij voor aan kijken kweet alles van jullie 2” en/of “maar onthoud goed zie k je na vandaag niet en kom k jullie tegen leven jullie echt niet meer die dag’ en/of “waarom moet heav zeggen dat je kkkkkkk boy hebt kga je echt iets aan doen [slachtoffer 2] voor deze dingen...’ en/of ‘dus dits jou keus kben doorgedraaid vannacht dus laat dit voor jezelf niet zo eindigen zoals je mama je hebt gezegt toen ik je vaak sloeg wat ze dacht dat ging gebeuren gaat gebeuren als je zo doorgaat. Denk goed na. Slaaplekker [slachtoffer 2] .” en/of “ [slachtoffer 2] begin normaal te doen je haalt t bloed onder me nagels vandaan ga zo door en jee ziet ook nix meer nooit niet en/of “als hij zegt dat k een mes moet meenemen en je over hoop moet Steken als t moet moet ik dat doen” en/of “+ je gezicht gaat direct bloot overal, je wilt mij testen isgoed test me maar maar dan ga ermee moeten dealen nogmaals, ik wil dit niet voor jou maar als je niet wilt luisteren dan met de harde hand of ik pak het mentaal vies met je aan op manieren waar jij belachelijk van wordt.” en/of “Let goed op je dochter. Die vriend is een poesje. Drm komt g weet wat ke ooit heb gezegt de dingen waar je bang voor bent. Voor je kleine meisje. Kga verder dan die dingen [slachtoffer 2] onthoud goed dat ik weet waar ze is. Gaat ze donkere dinge meemaken xvat ook bij jou is gebeurd. De tijd gaat haar lesje geven zoals je zoon zegt. Bijna oud en nieuw onthoud.” en/of “stuur jou mensen. Dit gaat verder dan een beetje wiet en coke. Straatnaam nodig? Ben zieker dan de ziekste persoon uit jou leven [slachtoffer 2] . onthoudt goed wat ik heb gezegt’;
02-055271-24
feit 1
op tijdstippen in de periode van
25 mei 2023tot en met 2 september 2023 te [geboorteplaats] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
[slachtoffer 3] (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van meerdere geldbedragen, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen dat als die [slachtoffer 3] niet zou meewerken ze wel zou zien wat er ging gebeuren en/of "Ik ook niet als jij wilt blijven autorijden zou ik maar gwh luisteren" en/of "denk slim na want ik ben heethoofd" en/of "Doe je koppig en kom je niet met die 100,00 euro pak ik het aan hoe ik bedoelde net, maar dan ga je niet meer je autootje kunnen gebruiken";
feit 2
op tijdstippen in de periode van 1 juni 2023 tot en met 19 juni 2023 te [geboorteplaats] ,
[slachtoffer 3] heeft bedreigd met brandstichting, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "je moeder of jij hebt een probleem met mij. Ik weet precies waar je moeder woont en ik ga het daar echt niet bij laten want ik steek de hele kanker hoessoe in de fik" en/of "Ik steek gewoon die osso van je moeder in de fik".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Hij vordert daarnaast de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dit was voor hem de eerste keer en sindsdien heeft hij geen contact meer gezocht met de aangeefsters en een stabiele relatie met zijn huidige partner opgebouwd. De door de reclassering geadviseerde voorwaarden kunnen een positief effect bewerkstelligen en een behandeling kan perspectief bieden. Om die reden wordt verzocht om een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, zodat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. Allereerst heeft hij geprobeerd zijn moeder geld af te persen door een dreigende situatie te creëren in haar woning. Verdachte heeft door zo te handelen geen enkel respect getoond voor andermans eigendommen. Het feit moet daarnaast ingrijpend zijn geweest voor de moeder van verdachte. Uit de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding blijkt dat zij vooral wenst dat verdachte geholpen wordt. Het moet verdrietig voor haar zijn geweest om zich genoodzaakt te voelen om aangifte te doen tegen haar eigen zoon.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het mishandelen, belagen en bedreigen van zijn ex-vriendin [slachtoffer 2] . Belaging heeft een grote impact op slachtoffers, die zich daardoor ernstig beperkt voelen in hun bewegingsvrijheid en constant geconfronteerd worden met ongewenst contact. De rechtbank neemt in het bijzonder de indringendheid en inhoud van de berichten die verdachte zijn ex-vriendin [slachtoffer 2] , die toen bovendien nog heel jong was, stuurde in aanmerking. Die berichten waren veelal seksueel, intimiderend, dreigend en/of beledigend van aard en verdachte heeft daarnaast ook gedreigd met geweld tegen haar en haar naasten. Daarmee heeft verdachte op ernstige wijze inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Bovendien heeft verdachte geweld gebruikt in hun relatie, wat niet mag gebeuren. Daarmee heeft hij ook inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en haar gevoelens van veiligheid.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het afpersen en het bedreigen van [slachtoffer 3] . Hij heeft haar gedwongen om meerdere geldbedragen naar hem over te maken. Daar komt bij dat verdachte gedreigd heeft met brandstichting zodat [slachtoffer 3] geen aangifte zou doen. Naast dat dit bij haar gevoelens van angst heeft veroorzaakt, heeft verdachte door zo te handelen een groot bedrag aan geld verdiend ten koste van [slachtoffer 3] , waardoor zij in de schulden is gekomen. Hiermee heeft hij wederom geen enkel respect getoond voor andermans eigendommen. Verdachte heeft bovendien geen enkele openheid van zaken willen geven over wat hij met het geld gedaan heeft.
Voornoemde feiten zijn ernstig en maken doorgaans veel indruk op slachtoffers. Dit blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaringen die zijn voorgedragen door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , waaruit blijkt dat het handelen van verdachte nog steeds een enorme impact op hun levens heeft. Verdachte heeft met het plegen van voornoemde feiten telkens gehandeld vanuit eigen gevoelens en emoties en/of zich door financieel gewin laten, zonder zich te beseffen wat voor gevolgen zijn handelen op de slachtoffers heeft gehad. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij al eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, ook voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia-rapport van 2 september 2024 van [psycholoog] . Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van ADHD, een stoornis in cannabisgebruik, zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale kenmerken. Ten tijde van het plegen van het feit waren deze stoornissen aanwezig. De psycholoog adviseert dan ook om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De kans op herhaling wordt ingeschat als hoog en hangt met name samen met de psychische problematiek van verdachte, waarbij vooral zijn persoonlijkheidsstoornis centraal staat. Zijn verhoogde krenkbaarheid zorgt voor verhoogde innerlijke onrust die hij vervolgens uitageert, waarbij zijn lacunaire gewetensfunctie makkelijker leidt tot grensoverschrijding. De ADHD en zijn beperkte intellectuele capaciteiten versterken de beperkingen samenhangend met zijn persoonlijkheidsstoornis. Voornoemde psychische problematiek toont zich vooral in intieme relaties. Daarnaast lijkt zijn persoonlijkheidsproblematiek ook enigszins door te spelen bij zijn partnerkeuze, met een verhoogde kans op herhaling tot gevolg. De psycholoog acht behandeling vanuit forensisch oogpunt daarom aangewezen. Die behandeling dient zich te richten op de persoonlijkheidsstoornis van verdachte, waarin een verhoogde krenkbaarheid een voorname rol speelt. Ook moet een behandeling afgestemd zijn op de intellectuele beperkingen van verdachte. Voorts dient er aandacht te zijn voor zijn ADHD en dient nader bepaald te worden of medicatie aangewezen is. Daarbij dient ook aandacht uit te gaan naar zijn stoornis in cannabisgebruik. Voornoemde behandeling kan aangeboden worden door een forensisch psychiatrische polikliniek. De psycholoog adviseert om interventies te laten plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf, onder begeleiding van de reclassering.
Op grond van voornoemde bevindingen, die de rechtbank overneemt, is de rechtbank van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten verminderd worden toegerekend aan verdachte.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van de reclasseringsrapportage van 25 september 2024. Hieruit blijkt dat de reclassering problemen constateert op alle leefgebieden. Ook baart de houding van verdachte de reclassering zorgen: zijn motivatie tot gedragsverandering is laag. De reclassering schat het risico op recidive in op hoog als er geen voorwaarden van kracht zijn. Verdachte heeft structuur en duidelijkheid nodig en baat bij een veilige leefomgeving. De reclassering ziet hier mogelijkheden voor middels ambulante begeleiding. De reclassering vindt het van belang dat verdachte behandeling krijgt om op die manier inzicht te creëren in zijn eigen handelen. Er kan geen inschatting worden gemaakt of verdachte mee zal werken aan het reclasseringstoezicht. De reclassering adviseert om bij een (deels) voorwaardelijke straf de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen:
- een meldplicht bij de reclassering;
- ambulante behandeling;
- ambulante begeleiding;
- een contactverbod met de slachtoffers;
- dagbesteding;
- het meewerken aan middelencontroles.
De reclassering adviseert de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Gelet op de ernst, duur, frequentie en de gevolgen van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk gedeelte passend en geboden is. Ook ziet de rechtbank hierom geen ruimte om de duur van de gevangenisstraf te beperken tot de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, zoals door de verdediging is verzocht. Uit de rapportages blijkt dat bij verdachte sprake is van problematiek op alle leefgebieden en dat verdachte gelet op zijn persoonlijke problematiek gebaat is bij behandeling en begeleiding. De rechtbank is dan ook, mede gelet op het verhoogde risico op recidive, van oordeel dat die hulp plaats moeten vinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.
Bij de bepaling van de duur van de deels voorwaardelijke gevangenisstraf straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de verminderde mate waarin de feiten aan verdachte worden toegerekend. Zonder die omstandigheid zou aan verdachte een gevangenisstraf van langere duur zijn opgelegd.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is en zal dit ook aan verdachte opleggen. De rechtbank legt dit voorwaardelijk strafdeel op om verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, waarbij de rechtbank bepaalt dat het contactverbod zal gelden ten aanzien van alle slachtoffers. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank een proeftijd van twee jaar verbinden.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf waartoe verdachte wordt veroordeeld langer is dan de duur van het reeds ondergane voorarrest. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of de schorsing van de voorlopige hechtenis moet worden opgeheven, waarbij de rechtbank de belangen van de samenleving en verdachte tegen elkaar moet afwegen. In dit geval wegen de strafvorderlijke belangen dat de voorlopige hechtenis weer komt te herleven zwaarder dan de persoonlijke belangen van verdachte die hebben geleid tot de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis, met name gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de gevangenisstraf die aan verdachte wordt opgelegd. Bij deze beslissing houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met het feit dat verdachte over de omstandigheden die hij tijdens het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis naar voren heeft gebracht, te weten een recent vaderschap en het hebben van een baan, naar inmiddels is gebleken, heeft gelogen en er geen redenen zijn om de schorsing voort te laten duren. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de schorsing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang wordt opgeheven.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partij

02-342478-23
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 2.000,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, voor feiten 2 tot en met 4.
Immateriële schade
De gevorderde schade van € 2.000,- is voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist. Voor immateriële schade geldt dat de aard en de ernst van de normschending door verdachte meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in haar eer of goede naam. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank het gevorderde bedrag billijk. Zij zal het gevorderde bedrag dan ook toewijzen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over het toegewezen bedrag toewijzen vanaf 28 december 2023. Daarnaast zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
02-055271-24
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 16.271,60 bestaande uit € 14.771,70 ter zake van materiële schade en € 1.500,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, voor feiten 1 en 2.
Materiële schade
Door de benadeelde is een bedrag van € 14.765,80 aan afgeperste geldbedragen gevorderd. Volgens de benadeelde is dit het bedrag dat zij aan verdachte heeft betaald. Dit bedrag bestaat uit bedragen die de benadeelde via betaalverzoeken van verdachte en overschrijvingen van haar betaalrekening bedragen die zij contant heeft opgenomen met haar creditcard en vervolgens aan verdachte heeft betaald. Verder is door de benadeelde een bedrag van € 5,80 aan reiskosten gevorderd.
De rechtbank acht de door de benadeelde betaalde betaalverzoeken en naar de bankrekening van verdachte overgeschreven bedragen, gelet op de bewezenverklaring, vanaf 25 mei 2023 toewijsbaar. Bij elkaar opgeteld is dat een bedrag van in totaal € 5.950,70. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de gevorderde contante bedragen overweegt de rechtbank dat uit de onderbouwing van de vordering weliswaar kan worden afgeleid dat benadeelde geld van haar rekening heeft opgenomen, maar uit het dossier niet blijkt dat de benadeelde dit bedrag aan verdachte heeft gegeven. Het geven van gelegenheid voor verdere onderbouwing van dat deel van de vordering, levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Om die reden zal de rechtbank vordering van de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank acht de gevorderde reiskosten ad € 5,80 toewijsbaar.
Dat betekent dat de rechtbank de gevorderde materiële schade toewijst tot een bedrag van
€ 5.956,50 (te weten € 5.950,70 + € 5,80).
Immateriële schade
Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring en de onderbouwing van de vordering is de rechtbank voldoende gebleken dat de feiten nadelige (psychische) gevolgen hebben gehad op het leven van benadeelde en nog steeds hebben. Met de brief van de psycholoog van 13 december 2023 is het causaal verband tussen het geestelijk letsel van benadeelde en gepleegde strafbare feiten aangetoond. Een vergoeding van immateriële schade is daarom op zijn plaats. Gelet op de aard en de ernst van de feiten acht de rechtbank het door de benadeelde gevorderde bedrag van € 1.500,- billijk. Zij zal dit bedrag dan ook toewijzen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de toegewezen bedragen toewijzen vanaf 2 september 2023. Daarnaast zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 55, 57, 285, 300, 285b en 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-342478-23
feit 1: poging tot afpersing;
feit 3: mishandeling, meermalen gepleegd;
De eendaadse samenloop van feiten 2 en 4:
feit 2: belaging;
feit 4: bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van
personen of goederen ontstaat, en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
02-055271-24
feit 1: afpersing;
feit 2: bedreiging met brandstichting, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland (adres 4337 EA Middelburg , Vrijlandstraat 33, tel. nummer: 088 804 1505) en zich daarna zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich laat behandelen door Forensische Zorg Zeeland (FZZ) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na intake en positieve indicatiestelling en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte zich laat begeleiden door Maatschappelijke en Justitiële Dienstverlening (MJD) of een soortgelijke zorgverlener, zulks te bepalen door de reclassering. De behandeling/begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1965, [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2004 en [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 4] 2002, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich zal inspannen voor het vinden en behouden van (on)betaald werk en/of dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- voorwaarden daarbij zijn:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 2.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 december 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 2]
(feiten 2 tot en met 4 in de zaak met parketnummer 02-342478-23), € 2.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 december 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 30 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 7.456,60, waarvan € 5.956,50 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 september 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 3]
(feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 02-055271-24), € 7.456,60 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 september 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 72 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Marsé, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Willeboordse, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 januari 2025.
Mr. Marsé is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
02-342478-23
1.
hij op of omstreeks 27 december 2023 te [plaats 1]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van 31 euro, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] toebehoorde(n)
die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd zakelijk weergegeven
dat wanneer die [slachtoffer 1] het geld niet zou geven er iets van haar kapot werd
gemaakt en/of hij de banden van de auto lek zou steken en/of heeft
aangegeven de huissleutel af te pakken en/of dat als die [slachtoffer 1] aangifte
zou doen hij, verdachte, ook aangifte zou doen en/of vervolgens om zich
heen heeft gekeken en/of vervolgens voor die [slachtoffer 1] is gaan staan en/of
de achterdeursleutel in zijn, verdachtes, zak heeft gestopt, in elk geval
heeft meegenomen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 december 2023 te [plaats 1] ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] wederrechtelijk
te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten de afgifte van
31 euro, door geweld of een feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid, hebbende verdachte die [slachtoffer 1] dreigend de
woorden toegevoegd - zakelijk weergegeven - dat wanneer die [slachtoffer 1] het
geld niet zou geven er iets van haar kapot zou worden gemaakt en/of hij
de banden van de auto lek zou steken en/of heeft aangegeven de
huissleutel af te pakken en/of dat als die [slachtoffer 1] aangifte zou doen hij,
verdachte, ook aangifte zou doen en/of vervolgens om zich heen heeft
gekeken en/of vervolgens voor die [slachtoffer 1] is gaan staan en/of de
achterdeursleutel in zijn, verdachtes, zak heeft gestopt, in elk geval heeft
meegenomen,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
(art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van
Strafrecht)
2
hij in of omstreeks de periode van 8 augustus 2023 tot en met 28
december 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] ,
door die [slachtoffer 2] app berichten en/of berichten via social media te sturen
en/of die moeder en/of de nicht en/of de vriend van die [slachtoffer 2] berichten
te sturen
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen;
(art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1
januari 2020 tot en met 8 augustus 2023 te [plaats 2] ,
gemeente Middelburg , en/of [plaats 1] en/of [geboorteplaats] , in elk geval in
Nederland,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] te slaan en/of schoppen
en/of kopstoten te geven en/of aan de haren te trekken en/of de keel
dicht te knijpen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 8
augustus 2023 tot en met 28 december 2023 te [plaats 1] , in elk geval
in Nederland,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met openlijk in vereniging geweld plegen
tegen personen en/of goederen en/of
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen ‘luister goed ik zou
weggaan daarzo als ik jou was, mensen gaan werken op zijn huis van zijn
vader [kenmerk] of ervoor, hoe ik dit weet moet je maar is over gaan
nadenken, geloof me [slachtoffer 2] je kan beter terug naar huis gaan anders gaan
er wel degelijk erge dingen gebeuren [naam] weet het ook dus probeer me
nu te blokken kom ik met mensen chaos schoppen net zoals hij hier
deed of ik wacht je op straks al jee albert heijn of stadje [plaats 3] gaat geloof
mij. elke in en uit staat genoteerd kga jou lx waarschuwen nu. als er daar
wat gebeurd niet mij voor aan kijken kweet alles van jullie 2” en/of
“maar onthoud goed zie k je na vandaag niet en kom k jullie tegen leven
jullie echt niet meer die dag’ en/of “waarom moet heav zeggen dat je
kkkkkkk boy hebt kga je echt iets aan doen [slachtoffer 2] voor deze dingen...’
en/of ‘dus dits jou keus kben doorgedraaid vannacht dus laat dit voor
jezelf niet zo eindigen zoals je mama je hebt gezegt toen ik je vaak sloeg
wat ze dacht dat ging gebeuren gaat gebeuren als je zo doorgaat. Denk
goed na. Slaaplekker [slachtoffer 2] .” en/of “ [slachtoffer 2] begin normaal te doen je
haalt t bloed onder me nagels vandaan ga zo door en jee ziet ook nix
meer nooit niet en/of “als hij zegt dat k een mes moet meenemen en
je over hoop moet Steken als t moet moet ik dat doen” en/of “+ je gezicht
gaat direct bloot overal, je wilt mij testen isgoed test me maar maar dan
ga ermee moeten dealen nogmaals, ik wil dit niet voor jou maar als je
niet wilt luisteren dan met de harde hand of ik pak het mentaal vies met
je aan op manieren waar jij belachelijk van wordt.” en/of “Let goed op je
dochter. Die vriend is een poesje. Drm komt g weet wat ke ooit heb
gezegt de dingen waar je bang voor bent. Voor je kleine meisje. Kga
verder dan die dingen [slachtoffer 2] onthoud goed dat ik weet waar ze is.
Gaat ze donkere dinge meemaken xvat ook bij jou is gebeurd. De tijd gaat
haar lesje geven zoals je zoon zegt. Bijna oud en nieuw onthoud.” en/of
“stuur jou mensen. Dit gaat verder dan een beetje wiet en coke.
Straatnaam nodig? Ben zieker dan de ziekste persoon uit jou leven
[slachtoffer 2] . onthoudt goed wat ik heb gezegt’, althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
02-055271-24
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 februari 2023 tot en
met 2 september 2023 te [geboorteplaats] , in elk geval in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] (telkens) heeft gedwongen
tot de afgifte van meerdere, althans een geldbedrag(en), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] en/of een derde toebehoorde(n),
door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen dat als die [slachtoffer 3] niet zou
meewerken ze wel zou zien wat er ging gebeuren en/of "Ik ook niet als jij wilt blijven
autorijden zou ik maar gwh luisteren" en/of "denk slim na want ik ben heethoofd"
en/of "Doe je koppig en kom je niet met die 100,00 euro pak ik het aan hoe ik
bedoelde net, maar dan ga je niet meer je autootje kunnen gebruiken", althans
woorden van gelijke aard of strekking;
(art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2023 tot en met
19 juni 2023 te [geboorteplaats] , in elk geval in Nederland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met
brandstichting,
door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "je moeder of jij hebt een
probleem met mij. Ik weet precies waar je moeder woont en ik ga het daar echt niet
bij laten want ik steek de hele kanker hoessoe in de fik" en/of "Ik steek gewoon die
osso van je moeder in de fik", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2023 tot en met
19 juni 2023 te [geboorteplaats] , in elk geval in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer 3] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige
andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, wederrechtelijk heeft
gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het niet doen van aangifte,
door die [slachtoffer 3] de woorden toe te voegen: "Als je dat doet heb je een probleem.
Je moeder of jij hebt een probleem met mij. Ik weet precies waar je moeder woont
en ik ga het daar echt niet bij laten want ik steek die hele kanker hoessoe in de fik"
en/of "Tsja, aangifte gaat niet werken, ik weet alles van je. Ik weet zelfs waar je
moeder woont" en/of "Ik steek gewoon die osso van je moeder in de fik", althans
woorden van gelijke aard of strekking;
(art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)