ECLI:NL:RBZWB:2025:3053

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
11382201 CV EXPL 24-3678 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een financiële leaseovereenkomst en afgifte van een bedrijfsvoertuig na betalingsachterstand en uitschrijving bij de KvK

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Hiltermann Lease B.V. en een gedaagde die voorheen onder een andere naam geregistreerd stond bij de Kamer van Koophandel. Hiltermann vorderde de ontbinding van een financiële leaseovereenkomst en de afgifte van een Volkswagen Polo, omdat de gedaagde zijn verplichtingen niet was nagekomen. De overeenkomst was gesloten op 10 juli 2023, maar de gedaagde had vanaf juni 2024 geen betalingen meer gedaan en was uitgeschreven bij de KvK. Hiltermann stelde dat de ontbinding gerechtvaardigd was op basis van de uitschrijving en de betalingsachterstand. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat er een betalingsafspraak was gemaakt. De kantonrechter oordeelde dat Hiltermann terecht de overeenkomst had ontbonden, omdat de gedaagde niet had voldaan aan zijn verplichtingen. De vorderingen van Hiltermann werden toegewezen, inclusief de afgifte van de auto en betaling van de achterstallige leasetermijnen. De kantonrechter wees ook de gevorderde dwangsommen en proceskosten toe, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 11382201 \ CV EXPL 24-3678
Vonnis van 30 april 2025
in de zaak van
HILTERMANN LEASE B.V.,
te Hoofddorp ,
eiseres in de hoofdzaak en in het incident,
hierna te noemen: Hiltermann ,
gemachtigde: mr. M. Beuting,
tegen
[gedaagde] , voorheen h.o.d.n. [bedrijf van gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak en in het incident,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 november 2024 met de daarin genoemde processtukken;
- de mondelinge behandeling van 11 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben op 10 juli 2023 een huurkoopovereenkomst (financiële leaseovereenkomst, hierna: de overeenkomst) gesloten met betrekking tot een bedrijfsvoertuig merk Volkswagen, type Polo met [kenteken] (hierna: de auto). De totale leaseprijs bedraagt € 32.499,20 (inclusief leasevergoeding van € 6.749,20) en dient in 60 maandelijkse termijnen te worden voldaan.
2.2.
In de overeenkomst is, onder andere, de volgende bepaling opgenomen.
“2.7 De eindgebruiker verklaart dat hij het Object uitsluitend in de uitoefening van een bedrijf of een zelfstandig uitgeoefend beroep zal gebruiken.”
2.3.
Op de overeenkomst zijn de ‘Algemene voorwaarden financiële lease (Huurkoop) versie 01-12-2021’ (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing. In deze algemene voorwaarden zijn, voor zover relevant, de volgende bepalingen opgenomen.
“15. Indien de Eindgebruiker in gebreke blijft met de tijdige betaling van een Leasetermijn, dan wel enig ander door hem uit hoofde van de Overeenkomst en/of deze algemene voorwaarde verschuldigd bedrag, zal hij hierover een vertragingsrente verschuldigd zijn gelijk aan 1,5% per maand of de geldende wettelijke rente indien deze hoger mocht zijn dan voormeld percentage, te rekenen vanaf de vervaldag tot en met de dag der betaling, waarbij een gedeelte van een maand voor een gehele maand wordt gerekend.”
“43. Indien de Eindgebruiker een op hem rustende verplichting jegens de Leasemaatschappij niet of niet tijdig nakomt, of indien: (…) de Eindgebruiker zijn bedrijf geheel of gedeeltelijk staakt of beëindigt, dan wel ingeval van ernstige twijfel van de Leasemaatschappij over de continuïteit van het bedrijf van de Eindgebruiker; (…) dan is de Leasemaatschappij gerechtigd het nog niet betaalde deel van de Leaseprijs, na de Eindgebruiker in geval van de niet of niet tijdige nakoming van een (betalings)verplichting eerst schriftelijk in gebreke te hebben gesteld, onmiddellijk vervroegd op te eisen. Door de vervroegde opeising van de Leaseprijs eindigt de Overeenkomst en is de Eindgebruiker niet langer gerechtigd het Object te gebruiken en zal de Leasemaatschappij het Object onmiddellijk tot zich kunnen nemen.
“53. (…) De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op tien procent ( 10 % ) van het totale bedrag van de niet betaalde verschenen en nog niet verschenen termijnen, met een minimumbedrag van € 250,-.”
2.4.
Per brief van 28 mei 2024 is [gedaagde] gesommeerd om tot betaling van de opgelopen achterstand over te gaan. Op 30 mei 2024 is [gedaagde] in gebreke gesteld en heeft Hiltermann aangegeven dat is gebleken dat de onderneming van [gedaagde] is uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel (hierna: KvK). Hiltermann heeft [gedaagde] verzocht de betaling én de inschrijving bij de KvK in orde te maken en heeft aangegeven dat bij gebreke daarvan de overeenkomst zal worden ontbonden.
2.5.
Op 10 juni 2024 heeft Hiltermann per e-mail een bevestiging van een betalingsafspraak aan [gedaagde] toegezonden.
2.6.
Op 13 juni 2024 heeft [gedaagde] een bedrag van € 1.526,59 aan Hiltermann betaald.
2.7.
[gedaagde] is de betalingsafspraak niet volledig nagekomen en heeft geen stukken voor contractovername toegezonden, reden waarom Hiltermann de overeenkomst bij brief van 10 juli 2024 heeft ontbonden. Hiltermann heeft [gedaagde] daarbij de gelegenheid gegeven om de auto binnen 48 uur in te leveren. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan.

3.Het geschil

3.1.
Hiltermann vordert – samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. bij wege van voorlopige voorziening ex art. 223 Rv:
[gedaagde] te veroordelen tot afgifte van de auto binnen 72 uur na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 28.000,00;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.040,60 indien Hiltermann tot inname van de auto moet overgaan;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
II.
In de hoofdzaak:
te verklaren voor recht dat de overeenkomst is ontbonden;
[gedaagde] te veroordelen tot afgifte van de auto binnen 72 uur na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 28.000,00;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 28.155,50 aan hoofdsom;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de contractuele rente tot 30 september 2024 tot een bedrag van € 94,19, althans de wettelijke (handels)rente over de hoofdsom vanaf de respectievelijke factuurdata tot 30 september 2024;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de contractuele rente, althans de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente over een bedrag van € 28.155,50 vanaf 1 oktober 2024;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, primair van € 2.815.55, subsidiair van € 1.056,56, te vermeerderen met wettelijke rente;
[gedaagde] heeft een bedrag van € 1.526,59 voldaan welk bedrag achtereenvolgens in mindering moet worden gebracht op de vordering sub d, vervolgens op sub e en f en vervolgens op sub c;
met dien verstande dat indien de auto wordt ingeleverd en vervolgens verkocht door Hiltermann , dit bedrag in mindering wordt gebracht op de openstaande vordering;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.040,60 indien Hiltermann tot inname van de auto moet overgaan;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 217,80 indien Hiltermann tot aangifte bij de politie moet overgaan;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van 0,5 punt van het salaris gemachtigde indien tot daadwerkelijke executie van het vonnis moet worden overgegaan.
3.2.
Hiltermann legt aan de vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, omdat de onderneming is uitgeschreven uit het Handelsregister van de KvK en de maandelijkse leasetermijnen niet (tijdig) aan Hiltermann zijn voldaan. Hiltermann was daarom op grond van de algemene voorwaarden gerechtigd om over te gaan tot ontbinding van de overeenkomst. [gedaagde] is een schadevergoeding verschuldigd. Hiltermann vordert daarnaast bij wege van voorlopige voorziening ex. art. 223 Rv teruggave van de auto.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering en voert aan dat de afspraak was dat het dossier na betaling van € 1.526,00 gesloten zou worden. [gedaagde] voert verder aan dat hij geen brieven van Hiltermann heeft ontvangen en dat de overeenkomst onterecht is ontbonden. De betalingen in het eerste jaar zijn niet in mindering gebracht op de vordering. Het is daarnaast niet duidelijk welk bedrag wordt gevorderd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In het incident
4.1.
De kantonrechter overweegt dat hij direct een beslissing in de hoofdzaak kan geven, zodat Hiltermann geen belang meer heeft bij de gevorderde voorlopige voorziening. De incidentele vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.2.
Hiltermann wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op nihil.
In de hoofdzaak
Ontbinding van de overeenkomst en afgifte van de auto
4.3.
Tussen partijen staat ter discussie of Hiltermann gerechtigd was om de overeenkomst te ontbinden. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
4.4.
Hiltermann stelt dat de overeenkomst is ontbonden onder andere wegens de uitschrijving bij de KvK van het bedrijf van [gedaagde] . Blijkens artikel 2.7 van de overeenkomst mag de auto enkel zakelijk worden gereden. Op grond van haar algemene voorwaarden mag Hiltermann de leasetermijnen vervroegd opeisen en de overeenkomst daarmee ontbinden als het bedrijf van [gedaagde] wordt gestaakt dan wel beëindigd. Vast staat dat het bedrijf van [gedaagde] is uitgeschreven uit het Handelsregister van de KvK. Hiltermann mocht de overeenkomst dus ontbinden. Dat zijn bedrijf onder een andere naam en een ander KvK-nummer verder zou zijn gegaan, zoals [gedaagde] stelt, doet daaraan niets af. De kantonrechter overweegt daarbij dat Hiltermann [gedaagde] meermaals heeft verzocht om stukken te overleggen van de nieuwe KvK-inschrijving zodat de overeenkomst overgezet en voortgezet kon worden. [gedaagde] heeft van die gelegenheid echter geen gebruik gemaakt.
4.5.
Daarnaast stelt Hiltermann dat ook de betalingsachterstand van [gedaagde] aan de ontbinding ten grondslag ligt. [gedaagde] voert aan dat hij met de gemachtigde van Hiltermann de afspraak had gemaakt om € 1.526,00 te betalen en dat het dossier dan gesloten zou worden. Hiltermann betwist dat. Blijkens de e-mailcorrespondentie is een betalingsregeling getroffen. Ten tijde van de betalingsregeling was inderdaad sprake van een achterstand van € 1.526,00 maar op het moment van betaling van dat bedrag was de termijn van juni 2024 ook verstreken. Daardoor bleef er een betalingsachterstand bestaan. De kantonrechter overweegt hierover dat ondanks het maken van een betalingsregeling, de lopende leasetermijnen ook betaald moeten worden. De overeenkomst loopt immers door. Vast staat dat [gedaagde] dat niet heeft gedaan. [gedaagde] is sinds 13 juni 2024 in het geheel gestopt met het doen van betalingen.
4.6.
Doordat [gedaagde] niet heeft voldaan aan bovengenoemde verplichtingen uit de overeenkomst is hij tekortgeschoten in de nakoming daarvan. Iedere tekortkoming in de nakoming van deze verbintenis levert op grond van artikel 43 van de algemene voorwaarden alsmede op grond van het bepaalde in artikel 6:265 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in beginsel een grond voor ontbinding op, tenzij deze tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De kantonrechter is van oordeel dat Hiltermann de overeenkomst op 10 juli 2024 rechtsgeldig heeft ontbonden. Van concrete feiten en omstandigheden op grond waarvan de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt, is niet gebleken.
4.7.
Het gevolg van de ontbinding is dat Hiltermann afgifte van de auto kan vorderen en dat [gedaagde] alle leasetermijnen ineens verschuldigd is. De gevorderde verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar, evenals de door Hiltermann gevorderde afgifte van de auto en het gevorderde bedrag aan leasetermijnen van € 28.155,50. De gevorderde (niet weersproken) dwangsommen zullen worden toegewezen zoals hierna in het dictum is bepaald.
Rente
4.8.
Hiltermann vordert de verschenen contractuele rente van 1,5% per maand tot en met 30 september 2024 van € 94,19. Daarnaast vordert Hiltermann de contractuele rente van 1,5% per maand over de totale hoofdsom vanaf 1 oktober 2024. De gevorderde contractuele rente is toewijsbaar.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.9.
Hiltermann maakt daarnaast aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten is ingevolge artikel 6:96 BW slechts toewijsbaar indien deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang daarvan eveneens redelijk is. Het door Hiltermann op grond van artikel 53 van de algemene voorwaarden gevorderde bedrag gaat het door kantonrechters landelijk gehanteerde forfaitaire tarief, dat redelijk wordt geacht, in ruime mate te boven. Uit de stellingen van Hiltermann kan niet worden afgeleid dat zij duidelijk meer buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt dan in dit tarief is besloten. De door Hiltermann gemaakte kosten moeten dan ook als onredelijk worden aangemerkt, voor zover zij het forfaitaire tarief overschrijden. Gelet op de vastgestelde hoofdsom zal een bedrag van € 1.056,56 aan vergoeding voor buitengerechtelijke kosten worden toegewezen.
Tussentijdse betaling
4.10.
Het door [gedaagde] betaalde bedrag van € 1.526,59 dient, zoals Hiltermann vordert, in mindering te worden gebracht op de vorderingen. Ingevolge artikel 6:44 BW dient dit eerst in mindering te worden gebracht op de buitengerechtelijke kosten, dan de verschenen rente en ten slotte op de hoofdsom en de lopende rente.
4.11.
In deze zaak bedragen de kosten en de verschenen rente respectievelijk € 1.056,56 en € 94,19. Met de door [gedaagde] gedane betaling op 13 juni 2024 zijn de verschenen rente tot 30 september 2024 en de buitengerechtelijke incassokosten voldaan. Het bedrag dat vervolgens op de hoofdsom in mindering wordt gebracht, bedraagt € 375,84 (€ 1.526,59 minus € 1.056,56 minus € 94,19). Gelet hierop is [gedaagde] in totaal een bedrag van € 27.779,66 aan hoofdsom aan Hiltermann verschuldigd. De kantonrechter zal daarom de vordering onder c tot dit bedrag toewijzen, met dien verstande dat zodra de auto is verkocht die verkoopopbrengst hierop in mindering dient te worden gebracht.
Kosten voor inname van de auto en aangifte bij de politie
4.12.
De door Hiltermann gevorderde kosten voor het innemen van de auto ter hoogte van € 1.040,60 alsmede de kosten voor het doen van aangifte bij de politie ter hoogte van € 217,80 zijn op voorhand niet toewijsbaar nu deze kosten nog niet zijn gemaakt en evenmin vaststaat dat deze tot dit bedrag gemaakt gaan worden.
Proceskosten
4.13.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Hiltermann worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
116,39
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.746,39
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In het incident
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Hiltermann in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil;
In de hoofdzaak
5.3.
verklaart voor recht dat de huurkoopovereenkomst met betrekking tot de Volkswagen Polo met [kenteken] , per 10 juli 2024 is ontbonden;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot afgifte van voornoemde auto aan Hiltermann , dan wel een door haar aan te wijzen derde, binnen 72 uur na betekening van dit vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 28.000,00;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan Hiltermann te betalen een bedrag van € 27.779,66, te vermeerderen met de contractuele rente van 1,5% per maand, met ingang van 1 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien de auto wordt ingeleverd en vervolgens door Hiltermann wordt verkocht, de verkoopopbrengst hierop in mindering wordt gebracht;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.746,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.