ECLI:NL:RBZWB:2025:3045

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
C/02/433617 / JE RK 25-582
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdzorg en uitkeringen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 april 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen tot 14 september 2025, met als doel de ontwikkeling van het kind te waarborgen en de ouders te ondersteunen in hun opvoedingsverantwoordelijkheden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag, maar dat er zorgen zijn over de emotionele beschikbaarheid van de ouders en de stabiliteit van de opvoedsituatie. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder aangegeven het eens te zijn met het verzoek van de Raad, terwijl de vader niet is verschenen. De kinderrechter heeft de samenwerking tussen de moeder en de gecertificeerde instelling (GI) als positief beoordeeld en heeft de ondertoezichtstelling noodzakelijk geacht om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen. De kinderrechter heeft ook geadviseerd dat de moeder contact opneemt met een advocaat die gespecialiseerd is in jeugdzorg en uitkeringen, gezien de complexiteit van de situatie. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/433617 / JE RK 25-582
Datum uitspraak: 30 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2025 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 28 maart 2025, ontvangen op 28 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder (
via een online teamsverbinding);
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen tot 13 september 2025 en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling verzoekt de Raad om [minderjarige] onder toezicht te stellen tot 14 september 2025 en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zodat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] samenloopt met de ondertoezichtstelling van de andere kinderen in het gezin.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek. De ouders hebben een belast verleden en het gezin heeft veel tegenslagen meegemaakt. De andere kinderen in het gezin zijn om die reden onder toezicht gesteld. Er is sprake van een druk gezin waarbij de moeder er grotendeels alleen voor staat. De vader is niet altijd betrokken. De Raad wil de moeder complimenteren dat het haar gelukt is om te stoppen met alcohol. De Raad vindt het belangrijk dat de ouders beschikbaar zijn, dat er sprake is van een stabiele opvoedsituatie en dat er geen sprake is van zowel verbaal als fysiek geweld. Daarnaast is het belangrijk dat de ouders zich houden aan de gemaakte afspraken. De Raad vindt het positief dat de moeder hulpverlening accepteert en dat er sprake is van meer rust. Desondanks vindt de Raad een ondertoezichtstelling noodzakelijk om het gezin te ondersteunen, om regie te voeren over de hulpverlening en om de veiligheid van de kwetsbare baby te waarborgen.
4.2.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij het eens is met het verzoek van de Raad. Het gaat goed met de moeder. De moeder geeft aan dat zij epilepsie heeft en dat het een zoektocht is naar de juiste medicatie. De moeder is na de bevalling een tijd opgenomen geweest in het ziekenhuis, maar sinds 25 maart 2025 gaat het redelijk stabiel met haar. Verder geeft de moeder aan dat haar andere kinderen onder toezicht zijn gesteld en dat een ondertoezichtstelling voor [minderjarige] haar niet in de weg staat. De moeder heeft een goede samenwerking met de GI. Zij heeft goed contact met de jeugdbeschermers en er is sprake van een goede klik. De moeder geeft aan dat de jeugdbeschermers altijd voor haar klaarstaan. Dit geeft haar veel rust. Verder wil de moeder graag starten met traumabehandeling. Het zit de moeder hoog wat er allemaal is gebeurd, voornamelijk dat zij zwanger in detentie heeft gezeten. De moeder ziet dat de vader positieve stappen heeft gezet. Hij sluit wekelijks aan bij MST-CAN. Dit is ook een voorwaarde die de moeder aan de vader heeft gesteld. Verder ervaart de moeder veel stress over het wel of niet samenwonen met de vader. De moeder heeft het gevoel dat zij er nog niet klaar voor is om samen te wonen, maar heeft uiteindelijk wel deze beslissing moeten maken bij de gemeente. De gemeente vindt namelijk dat er sprake is van een gezamenlijke huishouding, omdat de vader te betrokken is bij het gezin en dit komt niet overeen met de uitkering die de moeder ontvangt. Om die reden moest de moeder de vader inschrijven op haar adres, of moest de vader uit beeld. De moeder vreest dat het verplicht samenwonen met de vader averechts kan werken voor de situatie.
4.3.
De GI staat achter het verzoek van de Raad.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten zoals hierboven vermeld. De kinderrechter zal derhalve het – onweersproken - verzoek van de Raad toewijzen. Dit betekent dat [minderjarige] onder toezicht wordt gesteld van de GI, met ingang van 30 april 2025 en tot 14 september 2025. De kinderrechter licht dit als volgt toe.
5.3.
De kinderrechter vindt het allereerst positief dat de samenwerking tussen de moeder en de GI goed verloopt. Daarnaast wil de kinderrechter de moeder complimenteren dat het haar op eigen kracht is gelukt om van haar alcoholverslaving af te komen.
5.4.
De kinderrechter is van oordeel dat [minderjarige] in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter maakt zich zorgen over de (emotionele) beschikbaarheid van de ouders. Er is sprake van een kwetsbaar gezinssysteem. De andere kinderen in het gezin doen een groot beroep op de ouders terwijl er bij beide ouders sprake is van een belast verleden, welke zij nog niet of onvoldoende hebben kunnen verwerken. Daarnaast is er nog onduidelijkheid over de relatie tussen de ouders en over de mate waarin zij de gezamenlijke verantwoordelijkheid willen. Tot slot maakt de kinderrechter zich zorgen over de passieve houding van de vader als het gaat om het accepteren en meewerken aan de hulpverlening.
5.5.
De kinderrechter ziet dat er sprake is van een positieve ontwikkeling en dat de moeder (en ook de vader steeds meer) openstaat voor hulpverlening, echter vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat de GI betrokken raakt, vooral om de ouders te ondersteunen bij alles wat er de komende tijd op hun pad komt. Daarnaast vindt de kinderrechter het belangrijk dat er regie wordt gevoerd over de (al reeds ingezette) hulpverlening. De al lopende ondertoezichtstelling van de andere kinderen in het gezin ziet niet op [minderjarige] en is daarmee ontoereikend voor het waarborgen van haar veiligheid. Om die reden wordt ook [minderjarige] onder toezicht gesteld.
5.6.
De kinderrechter sluit zich aan bij de opgestelde doelen die de Raad heeft geformuleerd in het Raadsrapport en geeft aan de GI de opdracht mee om de volgende doelen voor ogen te houden:
  • [minderjarige] groeit op binnen een veilige en voorspelbare opvoedingsomgeving, waarin regelmaat, rust en structuur wordt geboden en waar de opvoeders letterlijk en emotioneel beschikbaar zijn;
  • [minderjarige] groeit op in een stabiele opvoedingsomgeving, die tegemoetkomt aan de bij hun levensfase passende opvoedingsbehoeften en waarbij [minderjarige] een specifiek appèl doet op hun ouder/verzorger, in dit geval voornamelijk moeder;
  • [minderjarige] wordt niet/niet meer geconfronteerd met verbaal en/of fysiek geweld in de opvoedingssituatie;
  • Ouders houden zich aan de gemaakte veiligheids- en medische afspraken;
  • Ouders beschikken over voldoende opvoedingsvaardigheden om sensitief- responsief naar [minderjarige] toe te kunnen handelen, waarbij ouders in emotioneel opzicht ook beschikbaar zijn en blijven, ook wanneer zij (ernstige) stress ervaren;
  • Moeder beschikt/ ouders beschikken over voldoende (formeel of informeel) netwerk dat, indien nodig, kan ondersteunen bij de zorg en opvoeding;
  • Ouders stellen zich begeleidbaar op en houden zich aan gemaakte hulpverlenings- en gezondheidsgerichte afspraken;
  • Ouders staan open voor begeleiding en ondersteuning, om daarmee te zorgen voor een goede balans in hun draaglast en draagkracht;
  • [minderjarige] ontwikkelt zich (na de geboorte) leeftijdsadequaat;
  • De hechtingsontwikkeling/ouder-kind-interactie van [minderjarige] verloopt positief.
5.7.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat er de komende periode aan de bovenstaande doelen wordt gewerkt om de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen. Om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] samen te laten lopen met de ondertoezichtstelling van de andere kinderen in het gezin, verleent de kinderrechter de ondertoezichtstelling tot 14 september 2025.
5.8.
Ten overvloede adviseert de kinderrechter de moeder om contact op te nemen met een advocaat die zich bezighoudt met jeugdzorg en uitkeringen. De kinderrechter komt tot dit ongebruikelijke advies omdat het hem niet duidelijk is of de overheid in volle omvang kennis heeft kunnen nemen van alle factoren die van belang zijn bij de beoordeling van de vraag hoe het gezinsleven van de kinderen en hun gerechtvaardigde belang bij betekenisvol contact met de vader – ondanks de ingewikkelde verhouding tussen de moeder en hemzelf – moet worden gewogen in relatie tot de rechten en plichten in het kader van de toekenning van een passende uitkering. De enkele omstandigheid dat de moeder zich onder druk gezet heeft gevoeld bij de vaststelling dat zij kennelijk moest gaan samenwonen met de vader is in dit verband geen helpende factor.
5.9.
De kinderrechter verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.10.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 30 april 2025 en tot 14 september 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 15 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.