ECLI:NL:RBZWB:2025:3032

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
BRE 24/5409 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA

Op 15 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen eiseres en het UWV over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiseres had eerder een WIA-uitkering gekregen met een arbeidsongeschiktheid van 80% tot 100%, maar meldde op 18 juli 2023 dat haar gezondheidssituatie was veranderd. Het UWV oordeelde echter dat er niets was veranderd in haar mogelijkheden om te werken en verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 15 mei 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank concludeert dat het UWV onvoldoende heeft onderbouwd dat eiseres niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De verzekeringsartsen hebben geen concrete en deugdelijke afweging gemaakt van de feiten en omstandigheden die voor eiseres gelden. De rechtbank oordeelt dat er op de datum in geding, 18 juli 2023, al duidelijk was dat verbetering van de belastbaarheid van eiseres niet of nauwelijks te verwachten was. Dit leidt tot een motiveringsgebrek in het besluit van het UWV.

Daarom verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit van het UWV. Eiseres heeft recht op een IVA-uitkering met ingang van 18 juli 2023. De rechtbank bepaalt dat het UWV het griffierecht en de proceskosten aan eiseres moet vergoeden. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5409 WIA

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. N.J. Brouwer,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 21 februari 2023 aan eiseres een WIA-uitkering toegekend met ingang van 2 februari 2023 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% tot 100%. Eiseres heeft op 18 juli 2023 doorgegeven dat haar gezondheidssituatie is veranderd.
1.2.
Het UWV heeft in het besluit van 1 november 2023 (primair besluit) overwogen dat er niets is veranderd in de mogelijkheden van eiseres om te werken. Eiseres is nog steeds 80% tot 100% arbeidsongeschikt. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt, waarbij zij stelt dat zij duurzaam arbeidsongeschikt is en in aanmerking komt voor een IVA-uitkering (Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten).
Met het bestreden besluit van 6 juni 2024 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres (met behulp van een beeldverbinding), de gemachtigde van eiseres en namens het UWV mr. M.B.A. van Grinsven.
1.4.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank stelt vast dat het enige geschilpunt is of eiseres duurzaam is. Daarbij is de datum in geding 18 juli 2023.
3. Voor de beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid hanteert het UWV het beoordelingskader voor verzekeringsartsen “Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen”. In het beoordelingskader is een stappenplan opgenomen op grond waarvan de verzekeringsarts zich uitspreekt over de prognose van de arbeidsbeperkingen.
3.1.
De verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) hebben geoordeeld dat er een redelijke of goede verwachting is dat verbetering van de belastbaarheid van eiseres zal optreden in het eerstkomende jaar (stap 2a).
3.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dient de inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel, in de zin van verbetering van de functionele mogelijkheden, te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn. Daarbij is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat van de behandeling voor de individuele verzekerde. [1]
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen het mogelijke resultaat van de behandeling voor eiseres onvoldoende onderbouwd. De onderbouwing bestaat vooral uit algemeenheden en is dus onvoldoende toegespitst op de mogelijke resultaten voor eiseres. Dit geldt in het bijzonder ten aanzien van haar klachten als gevolg van long covid. De rechtbank heeft daarbij meegewogen dat uit de medische informatie van de behandeld revalidatiearts én de ergotherapeut blijkt dat de behandelingen al voor de datum in geding zijn stopgezet vanwege de veel te lage belastbaarheid van eiseres. Op de datum in geding was daardoor al duidelijk dat verbetering niet of nauwelijks was te verwachten in het eerste jaar (stap 2b). Vervolgens had de verzekeringsarts b&b moeten bezien of en, zo ja, in hoeverre, verbetering van de belastbaarheid na het eerstkomende jaar nog kon worden verwacht (stap 3). Uit het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat ook dit niet of nauwelijks kon worden verwacht.
Gelet op het voorstaande is sprake van een motiveringsgebrek.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
4.1.
Er valt niet te verwachten dat het bestreden besluit alsnog van een deugdelijke motivering kan worden voorzien. Er heeft namelijk tussen partijen al een uitgebreide standpuntuitwisseling plaatsgevonden. Het UWV opdragen een nieuwe beslissing te nemen zal dus niet leiden tot nieuwe informatie en/of inzichten. Er moet dan ook van worden uitgegaan dat de volledige arbeidsongeschiktheid van eiseres ook duurzaam is.
4.2.
Uit het oogpunt van finale geschilbeslechting zal de rechtbank daarom zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen, te bepalen dat eiseres met ingang van 18 juli 2023 recht heeft op een IVA-uitkering en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.
4.3.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden. Het UWV moet ook haar proceskosten vergoeden. Die heeft de rechtbank als volgt berekend: beroepschrift en zitting beide 1 punt x gewicht 1 x € 907,- = € 1.814,00.
5. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 6 juni 2024;
  • herroept het primaire besluit van 1 november 2023;
  • bepaalt dat eiseres met ingang van 18 juli 2023 recht heeft op een IVA-uitkering;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan en in het openbaar uitgesproken door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 15 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 4 februari 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896).