Op 15 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen eiseres en het UWV over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiseres had eerder een WIA-uitkering gekregen met een arbeidsongeschiktheid van 80% tot 100%, maar meldde op 18 juli 2023 dat haar gezondheidssituatie was veranderd. Het UWV oordeelde echter dat er niets was veranderd in haar mogelijkheden om te werken en verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 15 mei 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank concludeert dat het UWV onvoldoende heeft onderbouwd dat eiseres niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De verzekeringsartsen hebben geen concrete en deugdelijke afweging gemaakt van de feiten en omstandigheden die voor eiseres gelden. De rechtbank oordeelt dat er op de datum in geding, 18 juli 2023, al duidelijk was dat verbetering van de belastbaarheid van eiseres niet of nauwelijks te verwachten was. Dit leidt tot een motiveringsgebrek in het besluit van het UWV.
Daarom verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit van het UWV. Eiseres heeft recht op een IVA-uitkering met ingang van 18 juli 2023. De rechtbank bepaalt dat het UWV het griffierecht en de proceskosten aan eiseres moet vergoeden. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.