ECLI:NL:RBZWB:2025:3015

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
C/02/434464 JE RK 25-732
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

Op 29 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een machtiging verleend voor de plaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De zaak betreft een verzoek van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Tilburg, namens de gemeente Waalwijk, om de minderjarige, geboren in 2010, uit huis te plaatsen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die sinds oktober 2024 in een gesloten accommodatie verblijft, positieve stappen heeft gezet in haar ontwikkeling, maar nog steeds risico's vertoont die een gesloten plaatsing noodzakelijk maken. De ouders van de minderjarige hebben ingestemd met het verzoek, maar er zijn zorgen over de continuïteit van de zorg en de beschikbaarheid van een geschikte vervolgplaats. De kinderrechter heeft benadrukt dat het college voortvarend moet zoeken naar een vervolgplaats, zodat de minderjarige na de machtiging niet langer in de gesloten accommodatie hoeft te blijven. De machtiging is verleend voor de duur van vier maanden, tot 29 augustus 2025, en de kinderrechter heeft het college aangespoord om de nodige stappen te ondernemen voor een geschikte vervolgplaats voor de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/434464 / JE RK 25-732
Datum uitspraak: 29 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE TILBURG,
gevestigd te Tilburg,
NAMENS DE GEMEENTE WAALWIJK,
hierna te noemen het college,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. Y.I.B. Grosfeld te Breda.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. A. Koop-van Vliet te Breda,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 22 april 2025;
  • de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 23 april 2025
  • de e-mailberichten van de vader van [minderjarige] van 24 april 2025 met bijlagen;
  • het e-mailbericht van de advocaat van de moeder van 24 april 2025;
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [minderjarige] met haar advocaat;
  • de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de gemeente Waalwijk en een vertegenwoordigster van het college.
1.3.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [minderjarige] , in het bijzijn van haar advocaat, met de kinderrechter gepraat. [minderjarige] heeft aangegeven dat zij niet bij de mondelinge behandeling met de overige betrokkenen aanwezig wilde zijn. Zij was wel bij de mondelinge uitspraak aanwezig.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 27 januari 2025 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 1 mei 2025.
2.3.
[minderjarige] verblijft sinds 31 oktober 2024 bij [accommodatie] in [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
Het college verzoekt een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van 4 maanden.
3.2.
De ouders stemmen in met het verblijf van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de gevraagde periode.
3.3.
De onafhankelijke gekwalificeerde gedragswetenschapper stemt in met het verzoek van het college voor de verzochte duur van vier maanden.

4.De standpunten

4.1.
Het college baseert het verzoek op het volgende. In de afgelopen maanden heeft [minderjarige] stappen vooruit gezet binnen de geslotenheid. Zij heeft DGT-J gevolgd. Het doel is dat [minderjarige] meer grip op haar emoties krijgt, betere coping vaardigheden aanleert en leert haar problemen op te lossen met haar eigen invloed. Ook heeft [minderjarige] een training gevolgd voor een gezonde seksuele ontwikkeling, zodat zij beter haar grenzen aan kan geven ( [traject] ). Op de groep wordt de methodiek Safepath ingezet om [minderjarige] meer inzicht te geven in haar gedrag en om te leren op een gezonde manier te reageren op anderen. De moeder van [minderjarige] heeft training gevolgd om met meer vertrouwen met [minderjarige] om te gaan. Beide ouders voeren gesprekken met een contextueel therapeut, gericht op de verbinding met [minderjarige] , het herstel van de relaties en het onderlinge vertrouwen. [minderjarige] staat op de wachtlijst voor een psychologisch onderzoek. Ook staat zij op de wachtlijst voor traumabehandeling. Gezien wordt dat [minderjarige] binnen de kaders van [accommodatie] goede stappen zet. Over het algemeen houdt [minderjarige] zich goed aan de regels. Zij stelt zich meer open op, is positiever aanwezig en wordt minder snel boos. [minderjarige] laat echter nog steeds risicovol gedrag zien. Ze heeft op seksueel gebied weinig grenzen en kan dingen doen die niet bij de situatie of haar leeftijd passen. [minderjarige] is nog steeds beïnvloedbaar en is daardoor een makkelijk slachtoffer van misbruik. Het lukt ouders nog niet om zonder een neutrale partij op één lijn te komen over de opvoedzaken rondom [minderjarige] . [minderjarige] is in de weekenden afwisselend bij haar vader en haar moeder, wat goed verloopt. Zij zit nog regelmatig klem tussen haar ouders en probeert op haar eigen manier loyaal te blijven aan beide ouders. De ouders zijn nog niet in staat om [minderjarige] de stabiele opvoedsituatie te bieden die zij nodig heeft. Als [minderjarige] op dit moment terugkeert naar huis, is het risico te groot dat zij en haar ouders terugvallen in hun oude patronen, waarbij [minderjarige] zich als een kameleon aanpast aan haar omgeving. Vanuit [accommodatie] wordt geadviseerd om de plaatsing nog vier maanden voort te zetten. [minderjarige] kan in die periode haar schooljaar afmaken en in de zomervakantie kan er geoefend worden met het omgaan met vrijheden thuis. Ook kunnen de ouders werken aan het bieden van een passende woonsituatie voor [minderjarige] . De Raad voor de Kinderbescherming voert een beschermingsonderzoek uit. Mogelijk komt daaruit dat [minderjarige] onder toezicht wordt gesteld. Het college beraadt zich nog op wat een passende volgende plaats voor [minderjarige] is. Volgens het college is de stap vanuit de gesloten plaats naar de moeder thuis te groot voor beiden. Het college twijfelt of het voor [minderjarige] het beste is als zij in een open groep in [woonplaats 1] geplaatst wordt. [minderjarige] keert dan terug in de omgeving waar ook de nodige gevaren op de loer liggen. [minderjarige] is nog maar net weer begonnen met het omgaan met haar telefoon, social media en de buitenwereld. Gezien wordt dat dat al snel moeilijkheden geeft. Het is voor [minderjarige] belangrijk dat zij steviger in haar schoenen komt te staan. Het college is in afwachting van het resultaat van het raadsonderzoek, om te kunnen bepalen welke vervolgstap het beste voor [minderjarige] is. De Raad is het onderzoek nog niet gestart. Het college is vervolgens afhankelijk van Crossroads voor het aanwijzen van een zorgaanbieder die de passende zorg aan [minderjarige] kan gaan leveren. Er zijn wachtlijsten bij Crossroads en het contact verloopt moeizaam. Het college heeft zich als doel gesteld om [minderjarige] nog voor het begin van het nieuwe schooljaar door te plaatsen. Het college herkent zich niet in het beeld dat de vader schetst. Volgens het college wordt de vader steeds betrokken bij de beslissingen over [minderjarige] .
4.2.
[minderjarige] heeft, in het bijzijn van haar advocaat, aan de kinderrechter verteld dat het wel goed met haar gaat. Ze vindt het wel saai bij [accommodatie] , omdat er niet veel te doen is. [minderjarige] begrijpt dat het voor haar beter is dat zij het schooljaar bij [accommodatie] afrondt. Zij stemt daarom in met het verzoek van het college. Volgens [minderjarige] heeft ze lang genoeg in de gesloten accommodatie verbleven. Ze is toe aan het omgaan met meer vrijheden. [minderjarige] heeft ook verteld dat zij het afgelopen weekend op verlof bij haar moeder was, maar dat de situatie daar uit de hand dreigde te lopen. Zij heeft er toen voor gekozen om bij haar moeder weg te gaan en naar haar vader te gaan. [minderjarige] zag op dat moment geen andere geschikte uitweg. [minderjarige] vindt zelf dat zij toen de juiste keuze heeft gemaakt en begrijpt niet dat het tegen haar gebruikt wordt en zij zelfs haar vrijheden een week heeft moeten missen. Na de gesloten plaatsing wil [minderjarige] doorgeplaatst worden naar een open groep in de buurt van [woonplaats 1] , zodat zij daar naar school kan gaan en kan wennen aan de omgeving. Vanuit de open plaatsing kan er volgens [minderjarige] gewerkt worden aan een terugkeer bij haar moeder. Volgens [minderjarige] is het wonen bij de vader geen optie. [minderjarige] begrijpt niet dat zij nog niet op een wachtlijst is geplaatst voor een open groep. Zij is bang dat zij haar hele jeugd in een gesloten setting moet blijven wonen. Voor het afnemen van een psychologisch onderzoek en het volgen van traumatherapie is een gesloten plaatsing volgens [minderjarige] niet nodig. De advocaat van [minderjarige] onderschrijft de noodzaak om [minderjarige] op de wachtlijst te zetten van een geschikte vervolgplaats. Het is niet te begrijpen waarom het college daar niet eerder op heeft geanticipeerd, zeker nu [minderjarige] daar zelf achter staat. Met het oog hierop is het volgens de advocaat ook belangrijk dat de vrijheden voor [minderjarige] voortvarend worden opgebouwd, zodat zij vanuit de gesloten plaatsing kan leren om daarmee om te gaan. Er is volgens de advocaat geen tijd meer om het onderzoek van de Raad af te wachten. Door de zomervakantie zullen instanties beperkt bereikbaar zijn en is het nog maar de vraag of het lukt om voor het begin van het nieuwe schooljaar een geschikte plaats voor [minderjarige] te vinden. De advocaat wijst het college er op dat de situatie van [minderjarige] zeer urgent is en dat er op korte termijn gezocht moet worden naar een plaats waar zij voor het begin van het nieuwe schooljaar geplaatst kan worden.
4.3.
De moeder van [minderjarige] heeft verklaard dat zij instemt met het verzoek van het college. Zij wijst hierbij op de inhoud van de verklaring van de gedragswetenschapper. Zij is het eens met die conclusie. De moeder is blij met de ondersteuning die zij vanuit [accommodatie] krijgt. Volgens de moeder is het voor [minderjarige] lastig om een passende school te vinden, omdat haar overgangsbewijs nog niet compleet is omdat haar oude school geen cijfers aanlevert.
4.4.
De vader van [minderjarige] heeft eveneens verklaard dat hij instemt met het verzoek van het college. Hij is het echter niet eens met een vervolgplaatsing van [minderjarige] in de omgeving van [woonplaats 1] . In die omgeving zijn de problemen rondom [minderjarige] juist begonnen. De vader is er heilig van overtuigd dat [minderjarige] in die omgeving terug zal vallen in het oude gedrag. De vader gaat niet lijdzaam toezien hoe [minderjarige] weer in de problemen zal komen. Volgens de vader heeft hij zelf nooit problemen gehad met [minderjarige] in zijn thuissituatie. Er is tussen hen nooit een vorm van agressie of ruzie geweest. Het is volgens de vader niet zomaar dat [minderjarige] naar hem toevlucht als het bij de moeder niet goed gaat. De vader verwijt het college dat hij niet betrokken wordt bij de besluiten die over [minderjarige] genomen worden. Ook is de vader het niet altijd eens met [accommodatie] . De vader verwijst hierbij naar het incident tijdens het weekendverlof van [minderjarige] bij de moeder. Volgens de vader heeft [minderjarige] in die situatie juist heel goed gehandeld. [minderjarige] is onder begeleiding van een jongen naar de vader gegaan. De vader heeft daarna de jongen terug naar huis gebracht. De vader heeft [accommodatie] meteen op de hoogte gesteld van de situatie. Gelet op het late tijdstip heeft de vader ervoor gekozen om [minderjarige] bij hem te laten overnachten en haar de volgende ochtend terug te brengen. Het is volgens de vader dan ook overdreven dat er vanuit [accommodatie] om een OAT werd uitgezet en dat [minderjarige] werd geregistreerd als afwezig. Het verbaast de vader dat [minderjarige] zelf vraagt om in de omgeving van [woonplaats 1] geplaatst te worden. Tegenover de vader heeft [minderjarige] dit niet eerder aangegeven. Volgens de vader is [minderjarige] altijd welkom bij hem. Maar als [minderjarige] weer bij de moeder gaat wonen, houdt het voor hem op. Volgens de vader kan [minderjarige] het beste doorgeplaatst worden naar de open groep bij [accommodatie] .

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
5.2.
Uit de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling is het volgende gebleken. [minderjarige] heeft in de afgelopen periode in de gesloten setting een positieve ontwikkeling laten zien. Hierdoor heeft zij meer vrijheden gekregen en heeft zij de gelegenheid gekregen om hier op de groep, maar ook op verlof bij de vader en de moeder, mee te oefenen. Dat is gebeurd met vallen en opstaan, is logisch. Het is voor [minderjarige] belangrijk dat zij binnen [accommodatie] het schooljaar afrondt. Daarna kan zij worden doorgeplaatst naar een voor haar geschikte open plaats. Het is in deze fase van het hulpverleningstraject aan [minderjarige] niet wenselijk dat zij op dit moment al in andere setting opnieuw moet wennen aan andere groepsgenoten, begeleiders en school. [minderjarige] is nog maar net doorgestroomd naar fase 3, waarin zij meer tijd krijgt om haar telefoon te gebruiken, op social media te gaan en om meer buiten te zijn. Het is niet vreemd dat er in die fase zo nu en dan een stapje buiten de lijntjes wordt gezet. Juist dan is het belangrijk om te zien hoe [minderjarige] daarmee omgaat en of zij in staat is om de positieve lijn weer op te pakken. De kinderrechter vindt dat [minderjarige] een compliment verdient voor de wijze hoe zij is omgegaan met de situatie tijdens het verlof bij de moeder. [minderjarige] had niet weg mogen lopen bij de moeder, maar zij heeft vervolgens wel veilige keuzes gemaakt. Hieruit blijkt dat de behandeling vanuit [accommodatie] aanslaat bij [minderjarige] en dat zij heeft geleerd om goed na te denken en vervolgens betere keuzes voor zichzelf te maken. Deze ontwikkeling is echter nog pril en nog niet stevig genoeg verankerd om [minderjarige] nu al door te plaatsen naar een open groep. De kinderrechter zal het verzoek van het college dan ook toewijzen, zodat [minderjarige] haar schooljaar op de huidige school kan afronden en dat zij binnen de grenzen van [accommodatie] in toenemende mate kan leren omgaan met vrijheden op de groep en daarbuiten.
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat voor het college nu het moment is aangebroken om zonder verdere vertraging op zoek te gaan naar een geschikte vervolgplaats voor [minderjarige] . Het kan niet zo zijn dat [minderjarige] na afloop van de onderhavige machtiging (die tot 29 augustus 2025 zal lopen), nog langer in de gesloten accommodatie moet blijven omdat er geen vervolgplaats voor haar is gezocht of gevonden. Een gesloten plaatsing is een heftige maatregel die alleen als het strikt noodzakelijk is onder bepaalde voorwaarden kan worden toegewezen. Het college moet zich er van bewust zijn, dat deze machtiging – tenzij zich ernstige incidenten zullen voordoen en het gedrag van [minderjarige] in ernstige mate verslechtert – de laatste machtiging zal zijn voor het verblijf van [minderjarige] in een gesloten accommodatie. Haar gedrag en emotieregulatie zijn immers al aanzienlijk verbeterd en zij is al ver met de opbouw van haar vrijheden. Dat maakt dat zij toe is aan een vervolgstap.
5.4.
Het is algemeen bekend dat de wachtlijsten bij de Raad en bij Crossroads lang zijn. Het is daarnaast niet te verwachten dat het raadsonderzoek voor eind augustus afgerond en besproken zal zijn. De kinderrechter vindt dat [minderjarige] niet de dupe mag worden van de werkwijze van Crossroads en/of het college. Het is voor [minderjarige] erg belangrijk dat zij na de zomervakantie haar schoolopleiding kan voortzetten. De kinderrechter verwacht dat het college en Crossroads de komende tijd voortvarend te werk zullen gaan en dat voor het einde van de zomervakantie duidelijk is waar [minderjarige] zal gaan wonen en naar welke school zij zal gaan.
5.5.
De kinderrechter machtigt gezien het voorgaande het college om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier maanden. Aan de wettelijke criteria is voldaan.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier maanden, met ingang van 29 april 2025 tot 29 augustus 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Van Triest, kinderrechter op 29 april 2025, in aanwezigheid van Joosen als griffier.
De schriftelijke uitwerking is gevolgd op 1 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).