ECLI:NL:RBZWB:2025:3

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 januari 2025
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
AWB-24-346
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde en aanslag onroerendezaakbelastingen gemeente Tilburg

Op 3 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin belanghebbende, eigenaar van een woning in Tilburg, beroep aantekende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning vastgesteld op € 532.000 per 1 januari 2022 en had een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd voor het jaar 2023. Belanghebbende stelde dat de taxatiematrix in beroep voldoende aannemelijk maakte dat de waarde niet te hoog was vastgesteld, maar de rechtbank oordeelde dat het geschil zich beperkte tot de vraag of artikel 40 van de Wet WOZ was geschonden. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar artikel 40 niet had geschonden, omdat de iWOZ-rapportages geen zelfstandige bron van informatie zijn en belanghebbende voldoende toegang had tot verkoopinformatie. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/346

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 22 november 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 26 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (de woning) op 1 januari 2022 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 532.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende onder andere de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Tilburg voor het jaar 2023 opgelegd (de aanslag OZB).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: gemachtigde van belanghebbende, [naam 1]. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [naam 2] en [taxateur].

Feiten

2. Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een tussenwoning (bouwjaar 1973) met een oppervlakte van 156 m² exclusief twee aanbouwen (17 m² en 35 m²) en tuinhuis (6 m²) op een perceel van 311 m².

Beoordeling door de rechtbank

3. Belanghebbende stelt dat de taxatiematrix in beroep voldoende aannemelijk maakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. De waarde van de woning is om die reden niet meer in geschil. Dit betekent dat het geschil zich beperkt tot de vraag of artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ is geschonden en belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Artikel 40 Wet WOZ
4. Belanghebbende stelt dat de heffingsambtenaar artikel 40 van de Wet WOZ in de beroepsfase heeft geschonden. Door het laat, maar wel tijdig, indienen van het verweerschrift met andere referentiewoningen dan in de bezwaarfase en door het niet overleggen van de iWOZ-rapportages van de referentiewoningen, wordt volgens belanghebbende de goede procesorde geschonden, met als gevolg een bewijsachterstand voor belanghebbende.
4.1.
De heffingsambtenaar betwist dat artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ is geschonden. De heffingsambtenaar voert aan dat de iWOZ-rapportages geen zelfstandige bron van informatie is. iWOZ betreft een module die openbare verkoopinformatie verzameld.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 40 Wet WOZ is bedoeld om bij te dragen aan een goede procesorde. De rechtbank volgt de heffingsambtenaar dat iWOZ-rapportages geen zelfstandige bron zijn. Het is een bewijsmiddel ter staving van de toegepaste KOUDV-factoren. iWOZ is gevuld met openbare verkoopinformatie. Belanghebbende heeft via zijn gemachtigde ook toegang tot verkoopinformatie. De rechtbank is van oordeel dat verwijzing naar iWOZ-informatie onvoldoende is om een schending van artikel 40 Wet WOZ aan te nemen. Dit zou anders kunnen zijn als belanghebbende aannemelijk maakt dat een of meer objectkenmerken van de referentiewoningen onjuist zijn en daarom een bewijsachterstand is opgetreden. Belanghebbende wordt bijgestaan door een professioneel gemachtigde. Het taxatierapport is daarbij opgemaakt door een veel toegepast model en om die reden moet worden geacht dat gemachtigde binnen afzienbare tijd het taxatierapport kan doorgronden. Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de goede procesorde en daarmee artikel 40 Wet WOZ niet is geschonden.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, in aanwezigheid van W.M.C. Oomen, griffier, op 3 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.