ECLI:NL:RBZWB:2025:2989
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 mei 2025, wordt het verzoek van verzoeker om een proceskostenveroordeling tegen de Staatssecretaris van Financiën beoordeeld. Verzoeker had eerder een beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn bezwaarschrift van 28 oktober 2024. Dit beroep werd ingetrokken nadat de staatssecretaris op 2 april 2025 alsnog een besluit had genomen. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
De rechtbank overweegt dat, hoewel de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan verzoeker door alsnog een besluit te nemen, er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Dit komt omdat het beroepschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en er verder geen proceskosten zijn aangetoond die voor vergoeding in aanmerking komen volgens de relevante wetgeving. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af.
Wel wordt opgemerkt dat de staatssecretaris verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 187,- te vergoeden. Verzoeker dient zich hiervoor tot de staatssecretaris te wenden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken.