ECLI:NL:RBZWB:2025:2978

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
11349369 CV EXPL 24-3511
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en betaling huurachterstand in een civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. J.J. Spijk, en gedaagde, vertegenwoordigd door mr. N.A. Koole. Eisers hebben gedaagde aangeklaagd wegens huurachterstand en vorderen ontbinding van de huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte die gedaagde sinds 1 september 2007 huurt. De huurachterstand bedraagt op het moment van de dagvaarding € 7.000,00, na verrekening van eerdere betalingen en een coronakorting die gedaagde claimt. Gedaagde betwist de huurachterstand en vraagt om een termijn om de achterstand te voldoen, maar de kantonrechter oordeelt dat gedaagde tekort is geschoten in haar betalingsverplichtingen. De rechter wijst de vorderingen van eisers toe, inclusief de ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling tot betaling van de huurachterstand en bijkomende kosten. Gedaagde moet het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis ontruimen. De proceskosten worden ook aan gedaagde opgelegd, die in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11349369 \ CV EXPL 24-3511
Vonnis van 14 mei 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [plaats] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: eisers,
gemachtigde: mr. J.J. Spijk,
tegen
[gedaagde],
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: gedaagde,
gemachtigde: mr. N.A. Koole.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 januari 2025 en de daarin genoemde stukken,
- de mondelinge behandeling van 26 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en de door mr. J.J. Spijk overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisers verhuren aan gedaagde sinds 1 september 2007 een bedrijfsruimte aan de [adres] (hierna: het gehuurde). Gedaagde exploiteert in het gehuurde een damesmodezaak. Ten tijde van de dagvaarding bedraagt de huur € 1.500,00 per maand.
2.2.
Op 5 september 2017 hebben eisers gedaagde gesommeerd tot betaling van € 13.500,00 aan achterstallige huur.
2.3.
Eind 2017 schakelden eisers een deurwaarder in, die met gedaagde een betalingsregeling overeenkwam. Gedaagde is die betalingsregeling niet nagekomen.
2.4.
Op 19 mei 2018 en 26 juli 2024 hebben eisers gedaagde aangemaand tot betaling van de huurachterstand.
2.5.
Na betekening van de dagvaarding heeft gedaagde € 2.000,00 aan eisers voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen - samengevat en na vermindering van eis ter zitting - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagde te veroordelen te betalen aan eisers € 7.000,00 aan huurachterstand, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 9.000,00 vanaf 3 oktober 2024 tot aan het moment dat de vordering is voldaan,
II. gedaagde te veroordelen te betalen aan eisers € 996,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2024 tot aan het moment dat de vordering is voldaan,
III. gedaagde te veroordelen om vanaf 1 april 2025 € 1.500,00 per maand te betalen tot aan het moment dat de bedrijfsruimte is ontruimd,
IV. de huurovereenkomst te ontbinden,
V. gedaagde te veroordelen om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te verlaten en te ontruimen,
VI. eisers te machtigen om de ontruiming, indien nodig zelf te bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm,
VII. gedaagde te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
Eisers stellen dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen uit de overeenkomst. Na verrekening van de coronakorting en een betaling van €2.000,00 die werd gedaan na de uitbrenging van de dagvaarding, resteert er ten tijde van de mondelinge behandeling een huurachterstand van €7.000,00. Deze huurachterstand en het feit dat er sinds 2015 sprake is van een structurele huurachterstand, rechtvaardigen de ontbinding van de huurovereenkomst.
3.3.
Gedaagde betwist zowel de huurachterstand als de ontbinding. Zij stelt dat eisers een coronakorting van € 6.760,00 hebben toegezegd en dat zij de huur in de afgelopen vier jaar volledig heeft betaald. Volgens haar zou ontbinding te ingrijpende gevolgen hebben, mogelijk zelfs faillissement. Mocht de vordering worden toegewezen, dan verzoekt zij om een termijn waarin zij de achterstand kan voldoen.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Betaling huurachterstand
4.1.
De kantonrechter oordeelt dat gedaagde een huurachterstand van € 7.000,00 aan eisers is verschuldigd. Gedaagde stelt dat eisers hebben toegezegd dat zij € 6.760,00 niet meer hoefde te betalen, maar eisers betwisten dit. Aangezien gedaagde haar bewijsaanbod heeft ingetrokken en gedaagde haar stelling ook niet verder heeft onderbouwd, is deze toezegging niet komen vast te staan.
4.2.
De wettelijke rente over € 9.000,00 – de huurachterstand ten tijde van de dagvaarding – wordt als onweersproken toegewezen vanaf 3 oktober 2024 tot aan de dag dat de vordering is betaald.
4.3.
Anders dan gedaagde stelt, hebben eisers meer werkzaamheden verricht dan één aanmaning als voorbereiding van deze procedure. Zo hebben zij meerdere aanmaningen verstuurd en een deurwaarders ingeschakeld. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is daarbij in overeenstemming met het Besluit buitengerechtelijke incassokosten en zal daarom worden toegewezen.
4.4.
De kantonrechter ziet geen reden om gedaagde een termijn te verlenen om de huurachterstand alsnog te voldoen. Het is namelijk onvoldoende gebleken dat gedaagde in staat is om de achterstand binnen een redelijke termijn af te lossen en voortaan tijdig aan haar betalingsverplichtingen te voldoen.
De ontbinding van de huurachterstand
4.5.
De toegekende huurachterstand rechtvaardigt de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst. Daarnaast hebben eisers onderbouwd dat gedaagde sinds 2015 structureel tekortschiet in de nakoming van haar betalingsverplichting. Om deze redenen zal de kantonrechter de huurovereenkomst ontbinden.
4.6.
Gedaagde moet het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis ontruimen. De gevorderde machtiging om de ontruiming met hulp van een gerechtsdeurwaarder of de sterke arm uit te voeren wordt afgewezen. Eisers hebben namelijk voldoende aan het ontruimingsvonnis, omdat het uitvoeren van een gedwongen ontruiming exclusief bij de deurwaarder ligt. Die kan op grond van de wet, indien nodig, de sterke arm inschakelen.
4.7.
Gedaagde wordt veroordeeld vanaf 1 april 2025 tot het moment dat het gehuurde is ontruimd € 1.500,00 per maand betalen.
De proceskosten
4.8.
Gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van eisers worden vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.197,72

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte [adres] ,
5.2.
veroordeelt gedaagde tot betaling van € 7.000,00 aan eisers, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2024 tot aan het moment dat de vordering is voldaan,
5.3.
veroordeelt gedaagde tot betaling van € 996,50 aan eisers, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2024 tot aan het moment dat de vordering is voldaan,
5.4.
veroordeelt gedaagde om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen,
5.5.
veroordeelt gedaagde tot betaling van € 1.500,00 per maand vanaf 1 april 2025 tot aan het moment dat het gehuurde is ontruimd,
5.6.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, waarbij de proceskosten van eisers zijn vastgesteld op € 1.197,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als gedaagde niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kool en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2025.