In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) van 8 oktober 2024, waarin hij geschikt werd verklaard voor het besturen van motorrijtuigen van categorie B, maar met de beperking van de rijbevoegdheid code 100, 'Alleen tijdens privégebruik', vanwege schizofrenie. Eiser heeft op 22 juli 2024 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het CBR heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 7 mei 2025 behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was. Het CBR was vertegenwoordigd door een gemachtigde.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij de argumenten van eiser heeft beoordeeld. Eiser had een gezondheidsverklaring aangevraagd en was gekeurd door een psychiater, die concludeerde dat eiser bekend is met schizofrenie, maar recidiefvrij was. De rechtbank oordeelde dat het CBR op goede gronden de beperking van de rijbevoegdheid had opgelegd, en dat de regelgeving geen ruimte biedt voor een langere termijn van rijgeschiktheid dan vijf jaar voor personen met deze diagnose. De rechtbank bevestigde dat het algemeen belang van verkeersveiligheid zwaarder weegt dan het individuele belang van eiser, en dat het CBR geen ruimte had voor een belangenafweging.
De rechtbank heeft de relevante wet- en regelgeving, waaronder het Reglement rijbewijzen en de Regeling eisen geschiktheid 2000, in haar oordeel betrokken. De rechtbank concludeert dat het CBR het bestreden besluit op juiste gronden heeft genomen en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 mei 2025.