ECLI:NL:RBZWB:2025:2924

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
02-345758-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van een woningoverval en diefstal met gestolen pinpas

Op 14 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte betrokken was bij een woningoverval en diefstal met een gestolen pinpas. De feiten vonden plaats op 26 juli 2024, waarbij de verdachte en de medeverdachte de woning van het slachtoffer binnendrongen, geweld gebruikten en goederen, waaronder een pinpas, ontvreemdden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan de woningoverval en de diefstal, waarbij de verdachte als medepleger werd gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte inconsistent waren en in strijd met de objectieve bewijsmiddelen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, wat de rechtbank heeft opgelegd. De verdachte is ook veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, met uitzondering van een deel van de immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-345758-24
vonnis van de meervoudige kamer van 14 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave
raadsman mr. R.A.A. Maat, advocaat te Goes

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 april 2025, waarbij de officier van justitie mr. M. Nieuwenhuis en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan
Feit 1: een woningoverval
Feit 2: diefstal van een geldbedrag door gebruik te maken van een gestolen pinpas

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen. De aangever en de verdachten hebben elk een andere lezing van de feiten. De verklaringen van verdachten bevatten echter inconsistenties en zijn in strijd met de objectieve bewijsmiddelen. De officier van justitie gaat bij de bewezenverklaring uit van de aangifte. Deze wordt namelijk wel ondersteund door de historische verkeersgegevens, de camerabeelden en de getuigenverklaring van [getuige] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak voor beide feiten. Verdachte heeft geen opzet gehad op het plegen van een woningoverval. Hij wist niet dat de medeverdachte de tas van aangever had meegenomen uit de woning. Niet kan worden bewezen dat er sprake is van medeplegen, waardoor verdachte dient te worden vrijgesproken van de woningoverval. Hetzelfde geldt voor de diefstal van het geldbedrag. Verdachte was niet op de hoogte van het pinnen met de gestolen pinpas door de medeverdachte. Ook van dit feit dient verdachte te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte wordt verweten dat hij samen met de medeverdachte op 26 juli 2024 aangever heeft overvallen in zijn woning waarbij onder andere de pinpas van aangever is weggenomen. Ook worden de verdachten ervan verdacht dat zij vervolgens een geldbedrag van aangever hebben gestolen door meerdere keren met deze pinpas te pinnen.
Verdachte, de medeverdachte en aangever hebben ieder een andere lezing gegeven van hetgeen zich in de woning heeft afgespeeld. De lezingen van de verdachten en aangever staan haaks op elkaar. De rechtbank stelt daarnaast vast dat verdachten wisselend en onderling tegenstrijdig hebben verklaard. Ook is de verklaring van verdachte op meerdere punten in strijd met de objectieve bewijsmiddelen in het dossier, zoals de mast- en telefoongegevens. Bovendien passen de gedragingen van de verdachten, namelijk het wegnemen van de tas, het pinnen met de pinpas van aangever, het gezamenlijke bezoek aan een café, het in gebruik nemen van één van de telefoons van aangever, en geen aangifte doen bij de politie, niet bij het door hen gepresenteerde scenario dat de medeverdachte bijna werd aangerand in de woning van aangever. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde dient te worden geschoven.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat bij beide feiten het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als medeplegen. Verdachte heeft de medeverdachte afgezet bij de woning van aangever, vervolgens is hij in de omgeving van de woning blijven wachten. Nadat hij door de medeverdachte was gebeld, is hij de woning van aangever met geweld binnengevallen. In de woning hebben verdachte en de medeverdachte de tas, telefoons, pinpas, portemonnee en geld van aangever weggenomen. Vervolgens hebben zij beiden de woning verlaten en de rest van de avond samen doorgebracht. Op de camerabeelden van het café in [plaats 1] is te zien dat zij gezamenlijk het café binnenkomen, aan de bar gaan zitten en wat bestellen. De medeverdachte pint daar twee keer met de pinpas van aangever. Dit doet zij in het zicht van verdachte. Vervolgens verlaten zij samen het café. Bovengenoemde omstandigheden kunnen naar de uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden uitgelegd dan als een gezamenlijke voorbereiding en uitvoering van de woningoverval en diefstal.
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan de woningoverval en diefstal van het geldbedrag door middel van een valse sleutel, te weten een gestolen pinpas met bijhorende pincode.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 26 juli 2024 te [plaats 2]
tezamen en in vereniging met een ander
meerdere mobiele telefoons en een tas en een portemonnee en
een pinpas en contant geld, die aan
[slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, door
- een ruit van de voordeur van de woning
van die [slachtoffer]te forceren en vervolgens wederrechtelijk die woning te betreden en
- die [slachtoffer] toe te spreken: "Je bedreigt mijn vrouw" en op dreigende wijze die
[slachtoffer]te benaderen en
- die
[slachtoffer]met kracht tegen het lichaam te duwen ten gevolge waarvan die
[slachtoffer]ten val is gekomen;
2
op 26 juli 2024 te [plaats 2] en te [plaats 1] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
1458,30 euro die aan [slachtoffer] ,
toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen geldbedrag
onder hun bereik hebben gebracht door middel van
een valse sleutel
door met de weggenomen betaalpas en weggenomen pincode van voornoemd
slachtoffer bij meerdere geldautomaten geld te pinnen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank de bepleite vrijspraak niet volgt, verzoekt de verdediging bij bepaling van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft last van stemmingswisselingen en depressieve gevoelens, waardoor hij impulsief handelt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een woningoverval en diefstal van geld met de daarbij gestolen pinpas. De medeverdachte heeft aangever weten te bewegen haar toe te laten tot zijn woning. Nadat verdachte een seintje had ontvangen van de medeverdachte, is hij de woning binnengevallen door een ruit in te slaan, heeft hij zich bedreigend gedragen tegenover aangever en heeft hij aangever geduwd. Vervolgens hebben verdachten telefoons en een tasje met daarin onder andere de pinpas en pincode van aangever gepakt en zich uit de voeten gemaakt. Uit het dossier blijkt dat er sprake was van een vooropgezet plan om aangever op slinkse wijze te overvallen. Verdachte heeft met zijn handelen enkel oog gehad voor eigen financieel gewin. Hij heeft zich niet bekommerd om de angst en gevoelens van onveiligheid die hij bij aangever heeft veroorzaakt door hem in zijn eigen woning te overvallen. Dit is bij uitstek de plek waar aangever zich veilig moet kunnen voelen. Verdachte heeft hier geen respect voor getoond. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat dergelijke strafbare feiten zorgen voor onrust in de samenleving. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en is tegen beter weten in aantoonbaar onjuist blijven verklaren. De rechtbank weegt dat in het nadeel van verdachte mee.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen vanwege geweldsmisdrijven. Dit heeft een strafverhogende werking. Daarnaast is verdachte op 3 december 2024 veroordeeld voor een strafbaar feit, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De rechtbank zal hier rekening mee houden.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 25 maart 2025. Uit dit advies blijkt dat meermaals is geprobeerd middels reclasseringstoezicht de recidive te beperken en het leven van verdachte positief te beïnvloeden. Tot op heden is de reclassering hierin niet geslaagd, omdat verdachte niet gemotiveerd is om hieraan mee te werken. De reclassering ziet dan ook geen mogelijkheden meer om verdachte te begeleiden.
De straf
Voor de strafoplegging heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die alleen al voor een woningoverval een gevangenisstraf van 36 maanden als uitgangspunt nemen. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding ziet om daarvan af te wijken. De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden op. De rechtbank neemt het advies van de reclassering over en ziet geen meerwaarde in een voorwaardelijk strafdeel.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 2.968,30, waarvan € 1.618,30 aan materiële schade en € 1.350,- aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde materiële schadevergoeding acht de rechtbank geheel toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding is de rechtbank van oordeel dat deze niet voor toewijzing in aanmerking komt. De benadeelde partij stelt dat hij lichamelijk letsel heeft opgelopen en daarnaast op een andere wijze in zijn persoon is aangetast, omdat hij onder meer moeilijk slaapt en angstig is. Om voor vergoeding van schade door geestelijk letsel in aanmerking te komen is volgens vaste rechtspraak meer nodig dan een meer of minder sterk psychisch onbehagen. Een nadere en toereikende toelichting dat daarvan sprake is, ontbreekt, zodat de benadeelde partij onvoldoende heeft gesteld. Evenmin is onderbouwd of anderszins gebleken dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2024. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededader is betaald, en andersom.

8.Het beslag

De officier van justitie heeft ter zitting de onttrekking aan het verkeer gevorderd van een aantal kentekenplaten die onder verdachte in beslag zijn genomen.
Verdachte heeft ter zitting afstand gedaan van de in beslag genomen kentekenplaten, zodat de rechtbank hierover geen beslissing meer hoeft te nemen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 63, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 2:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen (meermalen gepleegd)
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 36 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.618,30, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] (feiten 1 en 2), € 1.618,30 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 26 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Boogert, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 mei 2025.
Mr. J.C.A.M. Los en mr. K. Verdult zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

11.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 26 juli 2024 te [plaats 2]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of een tas en/of een portemonnee en/of
een pinpas en/of contant geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door:
- de voordeur van de woning van die [slachtoffer] in te trappen en/of een ruit van de voordeur van die woning te forceren en/of vervolgens de deur wederrechtelijk te forceren en/of die woning te betreden en/of,
- die [slachtoffer] toe te spreken: "Je bedreigt mijn vrouw" en/of op dreigende wijze [slachtoffer] te benaderen en/of,
- die [slachtoffer] met een knuppel, althans met enig voorwerp, een of meerdere
malen in/op/tegen het hoofd en/of het been, althans het lichaam, te slaan en/of [slachtoffer] met kracht tegen het lichaam te duwen ten gevolge waarvan [slachtoffer] ten val is gekomen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 26 juli 2024 te [plaats 2] , althans in Nederland en/of te [plaats 1] ,
althans in België
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
1458,30 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag
althans goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
eem valse sleutel,
door met de weggenomen betaalpas en/of weggenomen pincode van voornoemd
slachtoffer bij een of meerdere geldautomaten geld te pinnen;
( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht )