ECLI:NL:RBZWB:2025:2916

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
AWB 25_1354
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake verkeersbesluit bushaltes gemeente Altena

Op 14 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers een voorlopige voorziening vroegen tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena. Dit besluit betrof het instellen van bushaltes in een bepaalde straat in de gemeente. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat er geen spoedeisend belang bestond. Dit oordeel werd onderbouwd door een schriftelijke verklaring van een medewerker van de gemeente, waarin werd aangegeven dat er in afwachting van de beslissing op bezwaar geen gebruik zou worden gemaakt van de vergunning voor de bushaltes. Verzoekers hebben niet gereageerd op het verzoek van de voorzieningenrechter om aan te geven of dit hen aanleiding gaf om het verzoek in te trekken of om het spoedeisend belang nader toe te lichten. Gezien het ontbreken van een spoedeisend belang heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1354

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 mei 2025 in de zaak tussen

1. [verzoeker 1]uit [plaats] ,
2. [verzoeker 2]uit [plaats] ,
tezamen: verzoekers
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van het college tot het instellen van bushaltes in de [straat] te [plaats] . Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.
1.2.
Met het bestreden besluit van 5 februari 2025 heeft het college een verkeersbesluit genomen tot het instellen van de bushaltes. Hiertoe neemt het college het besluit tot het plaatsen van bushaltes en de betreffende verkeersborden in combinatie met het aanbrengen van een geblokte haltemarkering. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Een medewerker van de gemeente heeft schriftelijk verklaard dat in afwachting van de beslissing op bezwaar geen gebruik zal worden gemaakt van de vergunning. Dit betekent dat de bushaltes, verkeerstekens en geblokte haltemarkering nog niet worden gerealiseerd. De voorzieningenrechter heeft verzoekers verzocht om kenbaar te maken of dit aanleiding gaf om het verzoek in te trekken dan wel om nader toe te lichten wat het spoedeisend belang is. Hierop hebben verzoekers niet gereageerd. De conclusie is dat er geen enkel spoedeisend belang is.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 14 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.