ECLI:NL:RBZWB:2025:288

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
02-097198-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van MDMA

Op 22 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van MDMA. De verdachte werd op 20 maart 2024 in zijn woning aangetroffen, waar hij samen met medeverdachten een chemisch proces uitvoerde dat leidde tot de productie van PMK, een grondstof voor MDMA. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten opzettelijk handelingen verrichtten die gericht waren op de productie van harddrugs, en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hen. De rechtbank achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen, en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 227 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder toezicht door de reclassering en deelname aan gedragsinterventies.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-097198-24
vonnis van de meervoudige kamer van 22 januari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. D.T. Stoof, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. H.G. Klootwijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 22 januari 2025.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen de productie van drugs heeft voorbereid door een productieopstelling in een keuken van een woning en daarnaast grondstoffen voorhanden te hebben.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het verweten feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het verweten feit met uitzondering van het binnen en/of buiten het grondgebied brengen van Nederland.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden uitgewerkt als er hoger beroep wordt ingesteld.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Is er sprake van voorbereidingshandelingen?
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 20 maart 2024 in zijn woning aanwezig was. Op het fornuis in de keuken werden twee pannen verhit met daarin een kokende bruin-groene vloeistof met pH-waarde 1, zijnde sterk zuur. Ter plaatse werd ook een sterke zure lucht geroken. Uit het rapport van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen volgt dat in de pannen een chemisch proces plaatsvond waarbij PMK glycidezuur werd omgezet in ruwe PMK. Ruwe PMK is op haar beurt weer een grondstof om de drug MDMA van te maken. Ook de in de tenlastelegging genoemde grondstoffen waren in de woning voorhanden net als hardware zoals grote pannen met een specifieke legering, thermometers en een jerrycan. Hoewel een pan, een thermometer en een keuken doorgaans worden gebruikt met het oog op de bereiding van voedsel, is de rechtbank van oordeel dat er in dit geval sprake is van een productieopstelling voor de productie van PMK. Verdachte bekent ook dat hij op dat moment bezig was met het chemische proces ter voorbereiding van het produceren van harddrugs en dat hij zijn keuken dus feitelijk gebruikte als laboratorium.
Het is een feit van algemene bekendheid dat er met drugs vele soorten handelingen kunnen worden verricht. Nederland is bekend als een land van waaruit veel synthetische drugs worden geëxporteerd maar er wordt ook geïmporteerd. Om die reden ziet de rechtbank geen aanleiding om één van de mogelijk met het eindproduct te verrichten handelingen uit te sluiten. De rechtbank acht de voorbereidingshandelingen voor alle feiten als bedoeld in artikel 10 vierde of vijfde lid van de Opiumwet wettig en overtuigend bewezen.
Is er sprake van medeplegen?
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezen kan worden verklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijkt dat zij op 20 maart 2024 in drie winkels verspreid over een groot deel van Midden- en West-Brabant goederen hebben gekocht voor verdachte. Dit gebeurde op verzoek van verdachte en het betrof specifieke goederen zoals grote pannen met een specifieke legering, vier thermometers en een jerrycan. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben deze goederen vervolgens diezelfde dag naar de woning van verdachte gebracht. [medeverdachte 1] is in de woning gebleven, terwijl verdachte en [medeverdachte 2] eten zijn gaan halen.
Nadat er eten was gehaald, zijn de drie verdachten in de woning gebleven. In de keuken van de woning werd op dat moment het eerder genoemde chemische proces uitgevoerd. Dit proces heeft enige tijd geduurd want de temperatuur van de vloeistof was 100 graden Celsius toen dit door de politie werd gecontroleerd. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn in de woonkamer aangetroffen door de politie. De rechtbank stelt vast dat door de grootte en indeling van de woning de keuken volledig zichtbaar was vanuit de woonkamer. Daarnaast blijkt uit de bevindingen van de verbalisanten dat in de woning een zodanig sterke chemische geur hing dat de brandweer de pannen met de chemische vloeistof uit veiligheidsoverwegingen naar buiten moest brengen. Niet alleen was de lucht in de woning ongezond voor de personen in de woning, er waren ook risico’s voor omwonenden ontstaan. Gelet op al deze omstandigheden kan het niet anders dan dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wisten dat er een chemische proces gaande was. Desondanks zijn zij niet weggegaan.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich niet alleen niet hebben onttrokken aan de activiteiten ter plaatse, maar dat zij ook een actieve bijdrage hieraan hebben geleverd door het vergaren van de hardware voor de productieopstelling. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben veel moeite gedaan om deze specifieke goederen bij verschillende winkels te verzamelen en konden uit de combinatie van de goederen gemakkelijk afleiden dat zij niet bedoeld waren voor normaal keukengebruik. Zo volstond een simpele pan van de Blokker of één thermometer kennelijk niet. De nieuwe hardware stond gereed in de keuken. Uit het dossier volgt dat één van de pannen op het fornuis lek was en door de door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangeschafte pannen met de speciale legering direct vervangen kon worden.
De rechtbank bekijkt alle handelingen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in onderlinge samenhang en in het licht van alle omstandigheden ter plaatse. Zij is van oordeel dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wisten waar de goederen voor bedoeld waren en wat er in de woning gebeurde. Zij hebben daarmee ook opzet gehad op de voorbereidingshandelingen voor feiten als bedoeld in artikel 10 vierde en vijfde lid van de Opiumwet. Dit handelen levert een materiële bijdrage van voldoende gewicht op.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte staat zijn rol in het geheel al vast. De rechtbank stelt dan ook vast dat hij nauw en bewust met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft samengewerkt bij het uitvoeren van de voorbereidingshandelingen.
ConclusieAlles overwegende acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de verweten voorbereidingshandelingen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 20 maart 2024 te [plaats], gemeente Moerdijk
tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- een productieopstelling, bestemd voor het omzetten van PMK glycide zuur in
ruwe PMK, zijnde een grondstof voor de productie van MDMA voorhanden te
hebben en
- laboratoriumbenodigdheden voorhanden te hebben en
- hoeveelheden chemicaliën/grondstoffen (o.a. ongeveer 20 kilogram ethylester van PMK glycidezuur) voorhanden te hebben.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest. Zij vordert hierbij de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht, een gedragsinterventie, een ambulante behandeling en een middelenverbod.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een taakstraf op te leggen. Hiernaast zou een voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering kunnen worden opgelegd. In dat verband wijst de verdediging onder meer op het reclasseringsrapport.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs. Hij is samen met de medeverdachten aangetroffen in zijn eigen woning, waar op dat moment twee pannen met een chemische vloeistof kokend op een fornuis stonden. Een van deze pannen was lek en hieruit stroomde vloeistof naar buiten. Dergelijke vorm van voorbereidingshandelingen brengt een enorm gevaar met zich. Verder geldt dat de aanwezige stoffen een zodanige hoeveelheid betrof dat daarmee nog een aanzienlijke hoeveelheid drugs zou kunnen worden geproduceerd. Het behoeft verder geen uitleg dat harddrugs een gevaar vormen voor de volksgezondheid en de democratische rechtsstaat. Met zijn handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de productie en de daarop volgende handel van en in harddrugs, hetgeen vaak gepaard gaat met georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. Verder vindt verontreiniging van het milieu op grote schaal plaats doordat chemisch afval afkomstig uit drugslaboratoria in de natuur wordt gedumpt. Ook is de productie van en handel in harddrugs regelmatig oorzaak van geweld, waarmee ook nietsvermoedende burgers worden geconfronteerd.
De rechtbank benadrukt dat verdachte en zijn medeverdachten door hun handelwijze de kans op zeer ernstige gevolgen alleen maar erger hebben gemaakt. Hoewel voor de productie specifieke kookspullen zijn aangeschaft, kan niet anders worden gezegd dan dat er amateuristisch is gehandeld. Niet alleen de locatie van het “lab”, maar ook het feit dat er gewoon pannen op een vuur werden gezet met een mengsel van dit soort chemicaliën, waarvan er nota bene een lek was, maken dat er een zeer groot gevaar was voor de omgeving. De laatste jaren heeft er meer dan eens een explosie plaatsgevonden in een woonwijk als gevolg van een amateuristisch opgezet en ingericht drugslab, waarbij de schade soms niet te overzien was. Geen van de verdachten heeft hier kennelijk oog voor gehad. Zij zijn kennelijk enkel bezig geweest met het op snelle en makkelijke wijze geld verdienen, veelal de enige reden om zich met dergelijke praktijken bezig te houden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het gepleegde feit in beginsel geen andere straf dan een gevangenisstraf van enige duur rechtvaardigt.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de op te leggen straf rekening met de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank gezien dat verdachte eerder is veroordeeld voor feiten uit de Opiumwet.
De rechtbank vindt het positief dat verdachte een grote mate verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden, zich tijdens zijn schorsing (uiteindelijk) aan de voorwaarden heeft gehouden, heeft gewerkt aan zijn drank- en middelengebruik en ook de leefstijltraining heeft afgerond. Verder toont verdachte zich bereid en gemotiveerd om dit vast te houden met behulp van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de rol die verdachte heeft gehad. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte de rol van kok had en dat zijn woning is gebruikt voor de productie en de opslag van chemicaliën/stoffen. Een grotere organisatie maakt vaak misbruik van personen die net als verdachte financiële problemen hebben. Dit terwijl personen zoals verdachte het grootste risico lopen om in de gevangenis te belanden. Het is zorgelijk dat verdachte kennelijk financieel kwetsbaar en makkelijk te beïnvloeden is. De rechtbank acht het dan ook van wezenlijk belang dat verdachte niet nog een keer in deze valkuil stapt en zich niet nog een keer schuldig maakt aan een dergelijk feit. De voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd, kunnen een bijdrage leveren om dit te voorkomen en verdachte op het juiste pad te houden.
De rechtbank ziet in de proceshouding, de rol van verdachte in het geheel en de inhoud van het reclasseringsrapport reden om hem niet terug de gevangenis in te sturen. Gelet op hetgeen zij heeft overwogen acht de rechtbank het wel noodzakelijk dat verdachte een voorwaardelijk strafdeel krijgt om hem ervan te weerhouden soortgelijke feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank de maximale taakstraf aan verdachte opleggen.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 227 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 240 uur, passend en geboden. Aan het voorwaardelijke strafdeel verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals hieronder genoemd in de beslissing.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Alle genoemde voorwerpen zijn verdovende middelen dan wel stoffen die aan verdovende middelen gerelateerd zijn. Gebleken is dat een deel van de middelen kon worden gebruikt bij of worden verkregen door de bewezen voorbereidings-handelingen. De andere middelen waren vervaardigd of bestemd voor het plegen van de Opiumfeiten die werden voorbereid. Daarnaast zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang. Om die redenen zal de rechtbank de in de beslissing genoemde voorwerpen onttrekken aan het verkeer.
7.2
De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank stelt vast dat verdachte heeft verklaard dat de 101 in beslag genomen telefoons toebehoren aan een persoon genaamd [naam]. Verdachte kent de achternaam van deze [naam] niet en heeft verder geen contactgegevens hem. De rechtbank merkt [naam] aan als de redelijkerwijs rechthebbende op de telefoons. Zij zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende [naam] gelasten van de 38 telefoons met goednummer PL2000-2024070977-G2705556 en de 63 telefoons met goednummer PL2000-2024070977-G2736374.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36b, 36c, 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 227 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij GGZ Novadic-Kentron reclassering op het adres Korte Raamstraat 3, Breda. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie Cova of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* dat verdachte zich laat behandelen door de forensische verslavingszorg van Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener, en indien op aanwijzing meewerken aan diagnostiek te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 386 gram verdovende middelen met goednummer PL2000-2024070977-G2705779;
* 14,73 gram verdovende middelen met goednummer PL2000-2024070977-G2705785;
* 509,78 gram verdovende middelen met goednummer PL2000-2024070977-G2705767;
* 203,12 gram verdovende middelen met goednummer PL2000-2024070977-G2705772;
* 14,23 gram opium met goednummer PL2000-2024070977-G2705768;
* 160 gram verdovende middelen met goednummer PL2000-2024070977-G2705734;
* 13,61 gram verdovende middelen met goednummer PL2000-2024070977-G2705738;
* 71,09 gram verdovende middelen met goednummer PL2000-2024070977-G2705739;
* 101,06 gram verdovende middelen met goednummer PL2000-2024070977-G2705743;
* 513,84 gram verdovende middelen met goednummer PL2000-2024070977-G2705776;
* 40 gram verdovende middelen met goednummer PL2000-2024070977-G2705774;
* 86,7 gram verdovende middelen met goednummer PL2000-2024070977-G2705788;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende [naam] van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 38 telefoons met goednummer PL2000-2024070977-G2705556;
* 63 telefoons met goednummer PL2000-2024070977-G2736374;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.G.F. Vliegenberg, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en
mr. R.J.H. Goossens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen en
mr. R. Heitzman griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 januari 2025.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 20 maart 2024 te [plaats], gemeente Moerdijk
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van MDMA en/of amfetamine en/of methamfetamine, in elk geval een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
- een productieopstelling, bestemd voor het omzetten van PMK glycide zuur in
ruwe PMK, zijnde een grondstof voor de productie van MDMA voorhanden te
hebben en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden voorhanden te hebben
en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen (o.a. ongeveer 20 kilogram
ethylester van PMK glycidezuur) voorhanden te hebben;
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1
ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )