Op 12 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling). Verzoeker, die samen met zijn echtgenote een bijstandsuitkering ontving, had een AOW-pensioen aangevraagd en verzocht om een AIO-aanvulling. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) had deze aanvraag afgewezen op basis van het feit dat verzoeker en zijn echtgenote over meer vermogen beschikten dan de geldende vermogensgrens voor de AIO-aanvulling. Dit vermogen bestond grotendeels uit een erfdeel van verzoekers ouders, waaronder eigendom van twee woningen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van verzoeker en een vertegenwoordiger van de SVB aanwezig waren. Na de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. Hij oordeelde dat verzoeker niet redelijkerwijs kan beschikken over zijn erfdeel, aangezien het gaat om een onverdeelde boedel en er een professionele vereffenaar is benoemd. Hierdoor kon het vermogen van verzoeker niet in de weg staan aan de toekenning van de AIO-aanvulling.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen, het besluit van de SVB geschorst en bepaald dat de SVB aan verzoeker een voorschot op de AIO-aanvulling moet toekennen. Tevens is de SVB veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan verzoeker. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.