ECLI:NL:RBZWB:2025:285

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
02-097170-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in 10a van de Opiumwet

Op 22 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs, specifiek MDMA. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 19 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. H.G. Klootwijk, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de verdachte voldoende op de hoogte was van de voorbereidingshandelingen die plaatsvonden in de woning van medeverdachte 1. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij het voorbereiden van de productie van drugs door het verzamelen van specifieke goederen en het aanwezig zijn tijdens een chemisch proces in de woning.

De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de verweten voorbereidingshandelingen, met uitzondering van enkele handelingen die niet bewezen konden worden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gevaar dat de voorbereidingshandelingen met zich meebrachten voor de volksgezondheid en de omgeving. De verdachte had eerder al een straf opgelegd gekregen voor soortgelijke feiten, wat meegewogen werd in de strafoplegging. De rechtbank besloot dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was, gezien de omstandigheden en de rol van de verdachte in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-097170-24
vonnis van de meervoudige kamer van 22 januari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd te PI Grave, Muntlaan 1, 5361 ME Grave (UAH)
raadsman mr. K.R. Verkaart, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. H.G. Klootwijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 22 januari 2025.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen de productie van drugs heeft voorbereid door een productieopstelling in een keuken van een woning en daarnaast grondstoffen voorhanden te hebben.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid dagvaarding
3.1.1
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de hierna genoemde onderdelen van de tenlastelegging stelt de verdediging zich op het standpunt dat de dagvaarding nietig is, omdat onvoldoende duidelijk is wat verdachte wordt verweten. Het gaat om:
- het woord ‘waaronder’ in de zinsnede: “
(waaronder ongeveer 20 kilogram caustic soda en/of ongeveer 513 gram procaine)”en
- de zinsnede:
“- chemicaliën/ grondstoffen bestemd voor het omzetten van BMK glycidezuur in BMK, zijnde een grondstof voor de productie van amfetamine en/of
metamfetamine en/of 386 gram BMK voorhanden te hebben;”.
3.1.2
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding in combinatie met het dossier voldoende duidelijk is. Zij is van mening dat de dagvaarding ook voor de betwiste onderdelen geldig is.
3.1.3
Beoordeling
De rechtbank leest de dagvaarding in combinatie met en in het licht van het procesdossier. Zij is van oordeel dat tegen de achtergrond van het dossier voldoende blijkt wat verdachte wordt verweten en waartegen hij zich kan verdedigen. De rechtbank verwerpt het verweer en verklaart de gehele dagvaarding geldig.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het verweten feit wettig en overtuigend bewezen met uitzondering van het laatste gedachtestreepje van de ten laste gelegde feitelijke handelingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte vrijgesproken moet worden omdat uit het dossier niet volgt dat verdachte wist van of betrokken was bij de verweten voorbereidingshandelingen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Is er sprake van voorbereidingshandelingen?
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] op 20 maart 2024 in zijn woning aanwezig was. Op het fornuis in de keuken werden twee pannen verhit met daarin een chemische stof. Bij binnentreden werd door de politie ter plaatse een sterke zure lucht geroken. Uit het rapport van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen volgt dat in de pannen een chemisch proces plaatsvond waarbij PMK glycidezuur werd omgezet in ruwe PMK. Ruwe PMK is op haar beurt weer een grondstof om de drug MDMA van te maken. Ook de in de tenlastelegging genoemde chemicaliën/grondstoffen waren in de woning voorhanden net als hardware zoals grote pannen met een specifieke legering, thermometers en een jerrycan. Hoewel een pan, een thermometer en een keuken doorgaans worden gebruikt met het oog op de bereiding van voedsel, is de rechtbank van oordeel dat er in dit geval sprake is van een productieopstelling voor de productie van PMK. [medeverdachte 1] bekent ook dat hij op dat moment bezig was met het chemische proces ter voorbereiding van het produceren van harddrugs en dat hij zijn keuken dus feitelijk gebruikte als (drugs)laboratorium. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat er sprake was van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10 vierde of vijfde lid van de Opiumwet.
Was verdachte betrokken bij de voorbereidingshandelingen?Uit de verklaringen van [medeverdachte 2] en verdachte blijkt dat zij op 20 maart 2024 in drie winkels verspreid over een groot deel van Midden- en West-Brabant goederen hebben gekocht voor [medeverdachte 1]. Dit gebeurde op verzoek van [medeverdachte 1] en het betrof specifieke goederen zoals grote pannen met een specifieke legering, vier thermometers en een jerrycan. [medeverdachte 2] en verdachte hebben deze goederen vervolgens diezelfde dag naar de woning van [medeverdachte 1] gebracht. Verdachte heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 2] de winkels is binnengegaan en dat [medeverdachte 2] de goederen heeft gekocht. Anders dan door verdachte is aangegeven, was ook hij dus op de hoogte van welke goederen er gekocht moesten worden.
[medeverdachte 2] is in de woning gebleven, terwijl [medeverdachte 1] en verdachte eten zijn gaan halen.
Nadat er eten was gehaald zijn de drie verdachten in de woning gebleven. In de keuken van de woning werd op dat moment het eerder genoemde chemische proces uitgevoerd. Dit proces heeft enige tijd geduurd want de temperatuur van de vloeistof was 100 graden Celsius toen dit door de politie werd gecontroleerd. [medeverdachte 2] en verdachte zijn in de woonkamer aangetroffen door de politie. De rechtbank stelt vast dat door de grootte en indeling van de woning de keuken volledig zichtbaar was vanuit de woonkamer. Daarnaast blijkt uit de bevindingen van de verbalisanten dat in de woning een zodanig sterke chemische geur hing dat de brandweer de pannen met de chemische vloeistof uit veiligheidsoverwegingen naar buiten moest brengen. Niet alleen was de lucht in de woning ongezond voor de personen in de woning, er waren ook risico’s voor omwonenden ontstaan. Gelet op al deze omstandigheden stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] en verdachte wisten dat er een chemische proces gaande was. Desondanks zijn zij niet weggegaan. Al deze omstandigheden duiden op hun betrokkenheid bij de eerder genoemde voorbereidingshandelingen. Deze voorbereidingshandelingen zijn in de tenlastelegging feitelijk omschreven onder de eerste drie gedachtestreepjes.
De rechtbank bekijkt alle handelingen van [medeverdachte 2] en verdachte in onderlinge samenhang en in het licht van de omstandigheden ter plaatse. Zij is van oordeel dat [medeverdachte 2] en verdachte wisten waar de door hen aangekochte goederen voor bedoeld waren en wat er in de woning gebeurde. Zij hebben daarmee opzet gehad op de voorbereidingshandelingen voor feiten als bedoeld in artikel 10 vierde en vijfde lid van de Opiumwet.
De rechtbank stelt vast dat het laatste gedachtestreepje een weergave is van de goederen die door de politie zijn aangetroffen in de kruipruimte van de woning. Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat verdachte wist dat de genoemde stoffen in de kruipruimte aanwezig waren of hier op een andere manier bij betrokken was. Om die reden zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de handelingen die zijn genoemd onder het laatste gedachtestreepje.
Is er sprake van medeplegen?
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezen kan worden verklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 2] en verdachte zich niet alleen niet hebben onttrokken aan de situatie op het moment dat er een chemisch proces gaande was, maar dat zij ook een actieve bijdrage hieraan hebben geleverd door het vergaren van hardware voor de productieopstelling. [medeverdachte 2] en verdachte hebben veel moeite gedaan om deze specifieke goederen bij verschillende winkels te verzamelen en konden uit de combinatie van de goederen gemakkelijk afleiden dat deze niet bedoeld waren voor normaal keukengebruik. Zo volstond een simpele pan van de Blokker of één thermometer kennelijk niet. De nieuwe hardware stond gereed in de keuken. Uit het dossier volgt dat één van de pannen op het fornuis lek was en door de door [medeverdachte 2] en verdachte aangeschafte pannen met de speciale legering direct kon worden vervangen. Dit handelen levert een materiële bijdrage van voldoende gewicht op.
Gelet op de bekennende verklaring van [medeverdachte 1] staat zijn rol in het geheel al vast. De rechtbank stelt vast dat hij nauw en bewust met [medeverdachte 2] en verdachte heeft samengewerkt bij het uitvoeren van de voorbereidingshandelingen.
ConclusieAlles overwegende acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de verweten voorbereidingshandelingen met uitzondering van de handelingen genoemd in het laatste gedachtestreepje.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
20 maart 2024 te [plaats], gemeente Moerdijk
tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- voorwerpen en stoffen, voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- een productieopstelling, bestemd voor het omzetten van PMK glycidezuur in PMK, zijnde een grondstof voor de productie van MDMA voorhanden te hebben en
- laboratoriumbenodigdheden (waaronder pannen en/of maatbekers en/of jerrycans en/of trechters) voorhanden te hebben en
- hoeveelheden chemicaliën/grondstoffen voorhanden te hebben.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij een bewezenverklaring te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs. Hij is samen met de medeverdachten aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1], waar op dat moment twee pannen met een chemische vloeistof kokend op een fornuis stonden. Een van deze pannen was lek en hieruit stroomde vloeistof naar buiten. Dergelijke vorm van voorbereidingshandelingen brengt een enorm gevaar met zich. Verder geldt dat de aanwezige stoffen een zodanige hoeveelheid betrof dat daarmee nog een aanzienlijke hoeveelheid drugs zou kunnen worden geproduceerd. Het behoeft verder geen uitleg dat harddrugs een gevaar vormen voor de volksgezondheid en de democratische rechtsstaat. Met zijn handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de productie en de daarop volgende handel van en in harddrugs, hetgeen vaak gepaard gaat met georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. Verder vindt verontreiniging van het milieu op grote schaal plaats doordat chemisch afval afkomstig uit drugslaboratoria in de natuur wordt gedumpt. Ook is de productie van en handel in harddrugs regelmatig oorzaak van geweld, waarmee ook nietsvermoedende burgers worden geconfronteerd.
De rechtbank benadrukt dat verdachte en zijn medeverdachten door hun handelwijze de kans op zeer ernstige gevolgen alleen maar erger hebben gemaakt. Hoewel voor de productie specifieke kookspullen zijn aangeschaft, kan niet anders worden gezegd dan dat er amateuristisch is gehandeld. Niet alleen de locatie van het “lab”, maar ook het feit dat er gewoon pannen op een vuur werden gezet met een mengsel van dit soort chemicaliën, waarvan er nota bene een lek was, maken dat er een zeer groot gevaar was voor de omgeving. De laatste jaren heeft er meer dan eens een explosie plaatsgevonden in een woonwijk als gevolg van een amateuristisch opgezet en ingericht drugslab, waarbij de schade soms niet te overzien was. Geen van de verdachten heeft hier kennelijk oog voor gehad. Zij zijn kennelijk enkel bezig geweest met het op snelle en makkelijke wijze geld verdienen, veelal de enige reden om zich met dergelijke praktijken bezig te houden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het gepleegde feit in beginsel geen andere straf dan een gevangenisstraf van enige duur rechtvaardigt.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de op te leggen straf rekening met de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank gezien dat verdachte eerder een forse gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen voor feiten uit de Opiumwet.
Verdachte heeft op geen enkel moment verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Ook heeft hij geen inzicht gegeven in de totstandkoming en het motief achter het plegen van het feit. De rechtbank krijgt hierdoor ook geen volledig inzicht in de rol van verdachte. De rechtbank houdt hier rekening mee bij het bepalen van de hoogte van de straf. De rechtbank vindt het zorgelijk dat verdachte eerder is veroordeeld voor drugsdelicten. Hij liep ten tijde van het plegen van onderhavig feit zelfs nog in zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling en was dan ook een gewaarschuwd man. Toch heeft dit hem niet ervan kunnen weerhouden om opnieuw de fout in te gaan. De rechtbank rekent dit verdachte aan en zij weegt dit strafverzwarend mee.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen is zijn van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding geldig;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 9 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.G.F. Vliegenberg, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en
mr. R.J.H. Goossens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen en
mr. R. Heitzman griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 januari 2025.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 19 maart 2024 tot en met 20 maart 2024 te
[plaats], gemeente Moerdijk
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van MDMA en/of amfetamine en/of metamfetamine, in elk geval een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
- een productieopstelling, bestemd voor het omzetten van PMK glycidezuur in
PMK, zijnde een grondstof voor de productie van MDMA voorhanden te hebben
en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden (waaronder pannen en/of
maatbekers en/of jerrycans en/of trechters) voorhanden te hebben en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen (waaronder ongeveer 20
kilogram caustic soda en/of ongeveer 513 gram procaine) voorhanden te hebben
en/of
- chemicaliën/ grondstoffen bestemd voor het omzetten van BMK glycidezuur in
BMK, zijnde een grondstof voor de productie van amfetamine en/of
metamfetamine en/of 386 gram BMK voorhanden te hebben;
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1
ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )