ECLI:NL:RBZWB:2025:2846

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
BRE 25/954 en 25/955
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens niet betalen griffierecht

Op 12 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 25/954 en 25/955. De verzoeker, afkomstig uit Curaçao, had verzocht om een voorlopige voorziening met betrekking tot kosten die in rekening waren gebracht voor het betekenen van een dwangbevel tot betaling van aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2020 en 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat er beroepen over deze aanslagen aanhangig zijn. De voorzieningenrechter heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen geen gebruik wilden maken van het recht om te worden gehoord. De rechter heeft vervolgens beoordeeld of het griffierecht, dat € 53,- bedraagt, tijdig was betaald. De griffier had verzoeker in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar verzoeker heeft dit niet gedaan. Er is geen verontschuldiging voor het niet tijdig betalen van het griffierecht gegeven. Daarom heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de verzoeken niet inhoudelijk zijn beoordeeld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 25/954 en 25/955

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 mei 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats] (Curaçao), verzoeker

en

de ontvanger van de Belastingdienst, de ontvanger.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om een voorlopige voorziening van verzoeker. Belanghebbende is het niet eens met de in rekening gebrachte kosten in verband met het betekenen van het dwangbevel tot betaling van de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2020 en 2021 met aanslagnummers [bsn].H.06.01 en [bsn].H.16.01. Bij de rechtbank zijn beroepen over die aanslagen aanhangig.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat een zitting achterwege blijft. [1] Partijen hebben niet verklaard gebruik te willen maken dit recht. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de verzoeken niet-ontvankelijk zijn. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom de verzoeken niet-ontvankelijk zijn.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [2] In zaken als deze is het griffierecht € 53,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Heeft verzoeker het griffierecht tijdig betaald?
2.1.
De griffier heeft in beide digitale dossiers op 18 maart 2025 een bericht geplaatst. Verzoeker is hierbij in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van het bericht. De griffier heeft in beide digitale dossiers op 4 april 2025 wederom een bericht geplaatst. Verzoeker is hierbij nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van het bericht.
2.2.
Van de plaatsing van de berichten in de digitale dossiers is op dezelfde datum een notificatie aan verzoeker verzonden naar het door hem voor dit doel opgegeven e-mailadres. Daarom neemt de rechtbank aan dat verzoeker de berichten op 18 maart 2025 en 4 april 2025 heeft ontvangen. [3] Verzoeker heeft het griffierecht niet betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
2.3.
Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

3. De verzoeken zijn daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter de verzoeken niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart de verzoeken om voorlopige voorziening
niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. Dekkers, griffier, op 12 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.
3.Gelet op artikel 6:36c, tweede lid van de Awb.