ECLI:NL:RBZWB:2025:284

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
02-150457-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring opzettelijk vervaardigen (met)amfetamine en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep met gevangenisstraf en kostenverhaal

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1972 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 januari 2025 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk vervaardigen van (met)amfetamine en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 8 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. J. Verschuren, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging werd gewijzigd en de verdachte werd beschuldigd van het vervaardigen van (met)amfetamine in de periode van 1 april 2024 tot en met 2 mei 2024, en het aanwezig hebben van meer dan 30 gram hennep op 2 mei 2024.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 2 mei 2024 een schuurbrand had veroorzaakt en daarbij probeerde om bewijs van zijn betrokkenheid bij de drugshandel te verbergen. Tijdens de brand werden aanzienlijke hoeveelheden amfetamine en metamfetamine aangetroffen, evenals verwerkingsmaterialen. De verdachte verklaarde dat hij de schuur had verhuurd aan een onbekende man, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk (met)amfetamine had vervaardigd en dat hij ook opzettelijk hennep aanwezig had.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 50 maanden op, met aftrek van voorarrest, en een maatregel tot kostenverhaal van € 16.740,97 voor de vernietiging van de in beslag genomen goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-150457-24
vonnis van de meervoudige kamer van 22 januari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg,
raadsvrouw mr. A. Kortrijk, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 januari 2025, waarbij de officier van justitie mr. J. Verschuren en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 1 april 2024 tot en met 2 mei 2024 samen met anderen
(met)amfetamine heeft vervaardigd of aanwezig heeft gehad, dan wel dat hij
daaraan medeplichtig is geweest door zijn schuur en kelder ter beschikking te
stellen;
feit 2:op 2 mei 2024 meer dan 30 gram hennep aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voor het vervaardigen van (met)amfetamine tot vrijspraak gerequireerd. Wel acht hij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk (met)amfetamine en hennep aanwezig heeft gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. Voor het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde kan het handelen van verdachte slechts als medeplichtigheid worden gekwalificeerd. Voor wat betreft feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1 primair
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. Op 2 mei 2024 ontving de politie een melding van een schuurbrand op het perceel aan [woonadres] te [plaats] . Dit betreft het perceel van verdachte. Verdachte heeft nagelaten de hulpdiensten te bellen en gepoogd om zelf de brand te blussen. Terwijl de brand woedde heeft hij, nadat een van de buren de hulpdiensten heeft gebeld, twee kratten met daarin ruim 13 kilo metamfetamine in zijn auto gezet en vervolgens heeft hij zijn auto enkele honderden meters verplaatst. Verdachte is vervolgens teruggekeerd naar zijn perceel en heeft daar tegen de inmiddels aanwezige politie verklaard dat er chemicaliën in de schuur stonden. Nadat de brand was geblust, is in de afgebrande schuur 180,1 kilo amfetaminepasta en 12,5 liter amfetamineolie aangetroffen. Daarnaast is in de schuur en in de tuin een grote hoeveelheid verwerkings- en bewerkingsmaterialen aangetroffen, bestemd voor het vervaardigen van verdovende middelen. Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte is in de kelder nog eens 240 liter amfetamineolie en 16,3 kilo metamfetamine kristallen en -olie aangetroffen. Verder is in de woning een cryptotelefoon aangetroffen.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) het opzettelijk vervaardigen of aanwezig hebben van (met)amfetamine.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat de aangetroffen goederen niet van hem zijn. Hij had zijn schuur per 1 april 2024 verhuurd aan een voor hem onbekende man voor de opslag van spullen en hij zou daar € 1.000,- per maand voor krijgen. De schuur was afgesloten met een sleutel en verdachte had de onbekende man een sleutel gegeven. Hij heeft deze man geen vragen gesteld en heeft ook niet gekeken wat er in de schuur stond opgeslagen. Verdachte had enkel een industriële mixer en twee grote kannen in de tuin zien staan, maar niets geroken. Verder had hij eenmaal per week twee andere mannen langs zien komen en deze mannen hadden hem op enig moment om meer opslagruimte gevraagd. Verdachte had vervolgens de mannen kannen in de kelder van zijn woning laten zetten. Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment wist dat het geen zuivere koffie was. Tijdens de brand had hij uit paniek de twee kratten in zijn auto gezet, maar hij wist niet dat daar metamfetamine in zat. De cryptotelefoon had hij in de tuin gevonden en hij wist niet wat een cryptotelefoon was.
Opzettelijk vervaardigen harddrugs?
Over het opzettelijk vervaardigen van harddrugs overweegt de rechtbank als volgt. Hoewel verdachte niet als producent in het drugslab is aangetroffen en de aangetroffen goederen niet zijn onderzocht op zijn DNA, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het verdachte is die de aangetroffen harddrugs heeft vervaardigd. Uit niets blijkt dat anderen dan verdachte toegang hadden tot zijn terrein en tuinhuis en verdachte heeft zijn daartoe strekkende verklaring op geen enkele wijze ook maar enigszins aannemelijk kunnen maken. Zo heeft hij geen informatie over de man die zijn schuur zou hebben gehuurd en ook niet over de mannen die vervolgens wekelijks op zijn perceel zouden zijn geweest. De toegangscode van zijn camerasysteem heeft verdachte niet aan de politie willen overhandigen, waardoor ook niet geverifieerd kan worden of er anderen op zijn perceel zijn geweest die het drugslab hebben opgezet en werkend hebben gehouden. Daarnaast komt uit getuigenverklaringen van verschillende buren het beeld naar voren dat men elkaar goed in de gaten hield. Verdachte heeft dat ter zitting ook bevestigd. De buren hebben naast verdachte, zijn vriendin en - incidenteel - zijn broer echter geen anderen gezien op het perceel. Bovendien acht de rechtbank het onaannemelijk dat, gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen goederen, niemand in de buurt het zou hebben gezien als onbekenden deze goederen naar het perceel van verdachte hadden gebracht. Ook is het zeer onwaarschijnlijk dat al de aangetroffen verwerkings- en bewerkingsmaterialen en de grote hoeveelheid aangetroffen eindproduct zonder enig toezicht zouden zijn achtergelaten bij iemand die daar niets van wist en niets mee te maken had. Deze aangetroffen hoeveelheid eindproduct vertegenwoordigt namelijk een grote straatwaarde en de kans op ontdekking - en melding bij de politie - zou in het geval van een onwetende, in de directe nabijheid verblijvende verhuurder bijzonder groot zijn. De verklaring van verdachte dat hij niet wist wat er in de kratten zat die hij in zijn auto heeft gezet, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Verdachte heeft immers op het moment van de brand juist en enkel het eindproduct veiliggesteld én gepoogd dit aan het zicht te onttrekken. Dat heeft hij gedaan nadat een van de buren de hulpdiensten had gebeld, hetgeen verdachte zelf had nagelaten. Verder acht de rechtbank nog van belang dat er een cryptotelefoon is aangetroffen waarover verdachte eveneens geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd. Gelet op al het voorgaande kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat het verdachte zelf is geweest die zich in zijn schuur heeft beziggehouden met het vervaardigen van (met)amfetamine, zodat dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Medeplegen?
Nu het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de betrokkenheid van anderen, zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken van medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk (met)amfetamine heeft vervaardigd, zoals primair ten laste gelegd onder feit 1.
Feit 2
Aangezien verdachte voor dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 8 januari 2025;
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 3 mei 2024, pagina 40, van het einddossier met dossiernummer PL2000-2024109831;
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] van 10 juli 2024, pagina 130, van het einddossier met dossiernummer PL2000-2024109831;
- het geschrift, te weten de kennisgeving van inbeslagname van 3 mei 2024, ongenummerd opgenomen in het einddossier met dossiernummer PL2000-2024109831.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
in de periode van 1 april 2024 tot en met 2 mei 2024 te [plaats] , gemeente Moerdijk, opzettelijk heeft vervaardigd een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of amfetamine en/of metamfetamine HCI, zijnde metamfetamine (HCI) en amfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
op 2 mei 2024 te [plaats] , gemeente Moerdijk opzettelijk
aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden. Daarnaast heeft hij op grond van artikel 13d van de Opiumwet gevorderd verdachte te veroordelen tot vergoeding van de kosten gemaakt voor de vernietiging van de in de tuin, schuur en kelder aangetroffen en in beslag genomen goederen, te weten een bedrag van € 16.740,97.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om aan verdachte een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Ten aanzien van de maatregel kostenverhaal heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft in een dicht bij zijn woning gelegen tuinhuis/schuur een grote hoeveelheid (met)amfetamine geproduceerd. Ook had hij een aanzienlijke hoeveelheid hennep voorhanden. Het is algemeen bekend dat drugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Om het vervaardigen van de (met)amfetamine mogelijk te maken heeft verdachte in zijn schuur een drugslab ingericht. In deze schuur is vervolgens brand uitgebroken, waardoor ook een groot risico voor omwonenden is ontstaan. Verder wordt door het chemisch afval dat ontstaat bij de productie van (met)amfetamine schade toegebracht aan het milieu, waardoor er veel tijd, geld en energie moet worden geïnvesteerd om deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk ongedaan te maken. Daarnaast gaat de handel in drugs veelal gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, geweldsdelicten en illegale geldstromen, waarbij de drugshandel een belangrijke schakel vormt in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ontwrichten. Verdachte heeft in deze keten een rol gehad en zich kennelijk niet bekommerd om de risico’s en de gevolgen van zijn handelen.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het reclasseringsadvies van 8 november 2024 volgt dat geen sprake is van een delictpatroon en dat verdachte op de meeste leefgebieden stabiel is, maar wel zijn baan heeft verloren ten gevolge van zijn voorlopige hechtenis. Zij vermoedt dat verdachte de consequenties van zijn handelen niet volledig heeft overzien. Verder is verdachte sinds zijn voorlopige hechtenis abstinent van softdrugs. Gelet op zijn deels ontkennende verklaring kan het recidiverisico niet worden ingeschat. De reclassering adviseert om in geval van een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij een toezegging heeft om weer aan het werk te kunnen gaan als chauffeur. Verder heeft hij verklaard geen schulden te hebben.
Strafoplegging
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank allereerst aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daaruit volgt dat het uitgangspunt bij het vervaardigen van meer dan twintig kilo harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijftig maanden is. De rechtbank is van oordeel dat er geen redenen zijn om van dit uitgangspunt af te wijken. Ook ziet zij geen reden voor een voorwaardelijk strafdeel nu verdachte, gelet op zijn verklaring over zijn persoonlijke omstandigheden, geen schuldhulpverlening of hulp bij het vinden van dagbesteding nodig heeft. Bovendien acht de rechtbank een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden niet noodzakelijk nu verdachte - gelet op het feit dat er geen aanwijzingen zijn voor betrokkenheid van anderen - geen ‘nee’ hoeft te leren zeggen. Gelet op het voorgaande legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van vijftig maanden met aftrek van voorarrest. Dit is een hogere straf dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Maatregel kostenverhaal
De maatregel in artikel 13d van de Opiumwet maakt het mogelijk dat de kosten die ten laste van de Staat komen in verband met de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid, worden verhaald op degene die wordt veroordeeld ter zake van een strafbaar feit dat in verband staat met het voorwerp.
In het dossier bevindt zich een factuur voor het ontmantelen van het drugslab, inclusief de afvoer ter vernietiging van chemicaliën, restafval en hardware. De gemaakte kosten zijn vastgesteld op € 16.740,97. De in beslag genomen voorwerpen moesten worden vernietigd, omdat zij ernstig gevaar opleverden voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid.
De rechtbank stelt vast dat aan de vereisten voor oplegging van de maatregel kostenverhaal is voldaan. In de schuur, tuin en kelder van de woning waren namelijk gevaarlijke goederen aanwezig en er zijn kosten gemaakt om het drugslab te ontmantelen. De kosten zijn in de factuur behoorlijk onderbouwd en door de verdediging is geen verweer gevoerd op dit punt. De rechtbank zal het gevorderde bedrag zoals door de officier van justitie gevorderd dan ook toewijzen. De rechtbank legt aan verdachte op de maatregel kostenverhaal voor een bedrag van € 16.740,97.
Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 334 dagen gijzeling worden toegepast, zonder dat daardoor de betalingsverplichting van verdachte vervalt. Bij het bepalen van de duur is overeenkomstig de LOVS voor elke volle € 50,- van het opgelegde bedrag niet meer dan één dag gerekend.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen personenauto is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat de opsporing van het misdrijf is belemmerd met behulp van dit voorwerp.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen verdovende middelen en Google pixel telefoon zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de verdovende middelen door middel van de bewezen verklaarde feiten zijn verkregen. Daarnaast zijn die verdovende middelen en de telefoon van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
7.3
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen elektronica aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 11, 13a en 13d van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet
gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 50 (vijftig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel kostenverhaal
- legt op de
maatregel kostenverhaalvoor een bedrag van
€ 16.740,97;
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op
334 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Beslag
- verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp, te weten:
* 1 STK Personenauto (G2721354);’
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
* 6300 GR Amfetamine (G2721357);
* 409 GR Amfetamine (G2721358);
* 252 GR Amfetamine (G2721359);
* 775 GR Amfetamine (G2721360);
* 380 GR Amfetamine (G2721361);
* 1228 GR Amfetamine (G2721362);
* 1357 GR Amfetamine (G2721363);
* 1311 GR Amfetamine (G2721364);
* 1120 GR Amfetamine (G2721365);
* 664 GR Hennep (G2722804);
* 1266,4 GR Hennep (G2746656);
* 1 STK GSM (G2722588);
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK Elektronica (G2722590);
* 1 STK Elektronica (G2722591);
* 1 STK Elektronica (G2722592);
* 1 STK Elektronica (G2722595);
* 1 STK Elektronica (G2722601);
* 1 STK Elektronica (G2722620);
* 1 STK Elektronica (G2722624).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. C.H.M. Pastoors en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 januari 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2024 tot en met 2 mei 2024 te [plaats] , gemeente Moerdijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of amfetamine en/of metamfetamine HCI, zijnde metamfetamine (HCI) en/of amfetamine (een) middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond D Opiumwet )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 april 2024 tot en
met 2 mei 2024 te [plaats] , gemeente Moerdijk, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of amfetamine en/of metamfetamine HCI, zijnde metamfetamine (HCI) en/of amfetamine (een) middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 april 2024 tot en met 2 mei 2024 te [plaats] , gemeente Moerdijk, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door zijn schuur en/of kelder te verhuren, althans ter beschikking te stellen, aan voornoemde personen;
( art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 2 mei 2024 te [plaats] , gemeente Moerdijk opzettelijk
aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet )