ECLI:NL:RBZWB:2025:2775
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen intrekking WIA-uitkering en de noodzaak voor UWV om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de intrekking van een WIA-uitkering. Eiser had eerder een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend gekregen, maar het UWV heeft deze met ingang van 17 januari 2024 ingetrokken, wat eiser niet accepteerde en hiertegen beroep instelde. De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2024 behandeld, waarbij het UWV in de gelegenheid werd gesteld om een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. In een tussenuitspraak op 1 oktober 2024 heeft de rechtbank het UWV gevraagd om de motivering van de beperkingen in de FML te verduidelijken. Het UWV heeft hierop aanvullende rapporten ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze onvoldoende waren om het geconstateerde gebrek te herstellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV niet voldoende inzicht heeft gegeven in de redenen waarom bepaalde beperkingen niet meer in de FML zijn opgenomen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het UWV opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is het UWV veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser.