ECLI:NL:RBZWB:2025:273

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
BRE 24/3273, 24/3446, 24/3528, 24/3552, 24/4052, 24/4055, 24/4063, 24/4076, 24/4115, 24/4722, 24/4937, 24/5276 en 24/5405 V
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen termijn voor besluitvorming door college van burgemeester en wethouders inzake Woo-verzoeken

In deze zaak gaat het om het verzet van een opposant tegen een uitspraak van de rechtbank van 9 augustus 2024, waarin de rechtbank de beroepen van de opposant gegrond heeft verklaard. De rechtbank had het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau opgedragen om uiterlijk 31 januari 2025 de besluiten bekend te maken. Het verzet is behandeld op 10 december 2024 en 7 januari 2025, waarbij de opposant en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het verzet niet gericht is tegen de gegrondverklaring van het beroep, maar tegen de opgelegde termijn aan het college om de besluiten te nemen. De rechtbank concludeert dat de termijn van 31 januari 2025 redelijk is, gezien de grote hoeveelheid Woo-verzoeken die het college moet afhandelen. De opposant heeft aangevoerd dat het college 1272 Woo-verzoeken buiten behandeling heeft gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet afdoet aan de werkdruk die het college ervaart. De rechtbank komt tot de conclusie dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van 9 augustus 2024 in stand blijft. Er is geen aanleiding voor proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 24/3273, 24/3446, 24/3528, 24/3552, 24/4052, 24/4055, 24/4063, 24/4076, 24/4115, 24/4722, 24/4937, 24/5276 en 24/5405 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2025 op het verzet van

[oppossant], uit [plaats] , opposant [1] ,
tegen de uitspraak van de rechtbank van 9 augustus 2024 in het geding tussen
opposant
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau, het college (gemachtigde: de heer [gemachtigde] ).

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van opposant gaat over de uitspraak van de rechtbank van 9 augustus 2024 waarin de rechtbank de beroepen van opposant gegrond heeft verklaard en aan het college opgedragen heeft om uiterlijk 31 januari 2025 alsnog de besluiten bekend te maken.
1.1.
De rechtbank heeft het verzet op 10 december 2024 en op 7 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft op 10 december 2024 opposant deelgenomen en op 7 januari 2025 zowel opposant als de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank van het verzet

2. De rechtbank stelt vast dat het verzet niet gericht is tegen de gegrondverklaring van het beroep, maar tegen de opgelegde termijn aan het college om uiterlijk 31 januari 2025 de besluiten te nemen. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak dan ook eerst of in de uitspraak van 9 augustus 2024 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel [2] is dat een nadere beslistermijn tot en met 31 december 2025 redelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De uitspraak van 9 augustus 2024
4. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Dat mag de rechtbank als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk gegrond geacht en een nadere beslistermijn aan het college opgelegd tot en met 31 januari 2025. Dit vanwege de (omvang van de) vele verzoeken waarmee het college kampt. De reden hiervoor is dat de rechtbank het door het college geschetste tijdspad niet onredelijk acht. Er zijn volgens het college honderden omvangrijke Woo-verzoeken ingediend over het permanente bewoning op recreatieparken. Door de uitzonderlijke werklast die het in behandeling nemen van al die Woo-verzoeken met zich meebracht, was het college niet in staat om tijdig op het verzoek van opposant te beslissen.
Verzet van opposant
5. Opposant heeft in zijn verzet van 17 augustus 2024 aangevoerd dat het college heeft besloten om 1272 Woo-verzoeken buiten behandeling te stellen. Hierdoor is het volgens opposant niet reëel te stellen dat de afhandeling van de door opposant ingediende Woo-verzoeken een dusdanige werkdruk oplevert voor het college dat het op basis daarvan niet mogelijk is om eerder dan 31 januari 2025 een besluit te nemen. Bovendien stelt opposant in zijn verzetschrift in ernstige mate in zijn belangen te zijn geschaad, omdat hij de informatie uit de Woo-verzoeken nodig heeft voor het door hem bij de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State (Afdeling) ingediende hoger beroep tegen de aan hem opgelegde last onder dwangsom vanwege het permanent bewonen van zijn recreatiewoning.
Oordeel rechtbank
6. De buiten behandelingstelling van vele Woo-verzoeken, waarnaar opposant verwijst in zijn verzetschrift, heeft er niet voor gezorgd dat het door het college in het verweerschrift geschetste plan van aanpak anders is geworden. Het college is immers nog steeds bezig om een platform op te zetten waarop informatie komt te staan die te maken heeft met illegale bewoning van het recreatiepark en de handhaving hierop. Deze informatie komt niet alleen voor opposant beschikbaar, maar ook voor derden die al dan niet Woo-verzoeken hebben ingediend en belang hebben bij die informatie.
Daarbij komt dat tijdens de zitting niet is weersproken dat voor het afhandelen van de Woo-verzoeken van opposant zo’n 7500 pagina’s aan informatie op reikwijdte en inhoud beoordeelt moeten worden.
Tot slot is niet gemotiveerd weersproken dat het college middels het Woo-bureau vanaf de zomer van 2024 heeft geprobeerd in contact te komen met opposant om prioritering aan te brengen in de informatieverzoeken en dat opposant daar langere tijd niet open heeft gestaan. Als die prioritering eerder plaatsgevonden had, dan had er wellicht op kortere termijn al een besluit genomen kunnen worden.
Conclusie
7. Uit de beoordeling van de gronden van het verzet en het behandelde ter zitting volgt dat de rechtbank in de uitspraak van 9 augustus 2024 terecht heeft geoordeeld dat de opgelegde termijn tot 31 januari 2025, dus buiten redelijke twijfel, redelijk was en de zaak terecht zonder zitting heeft afgedaan. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zitting uitspraak in stand blijft.
8.
Voor proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.M.A. Vissers-van Es griffier, op 14 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Met opposant wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.
2.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).