ECLI:NL:RBZWB:2025:265

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
23/10976
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag en recht op terugvordering in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 21 januari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Dienst Toeslagen van 24 oktober 2023 beoordeeld. Eiseres ontving voor het jaar 2023 een voorschot huurtoeslag, maar de Dienst Toeslagen stelde dat zij voor september 2023 geen recht had op huurtoeslag omdat zij niet meer ingeschreven stond op het toeslagadres. Eiseres betwistte dit, stellende dat zij in september 2023 regelmatig bij haar ouders verbleef en dat zij zich had ingeschreven op hun adres om belangrijke post te ontvangen. De rechtbank oordeelt dat de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) bepalend is voor het recht op huurtoeslag. Aangezien eiseres tot 26 augustus 2023 op het toeslagadres stond ingeschreven, had zij voor september 2023 geen recht op huurtoeslag. De rechtbank concludeert dat de Dienst Toeslagen terecht het bedrag van € 305,- heeft teruggevorderd, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een lagere terugvordering rechtvaardigen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt het griffierecht niet terug.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10976 HUUR

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] uit [plaats 1] , eiseres

en

Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen), verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 24 oktober 2023.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door haar moeder, en de gemachtigden van de Dienst Toeslagen: mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .

Totstandkoming van het besluit

Relevante feiten en omstandigheden
2. Eiseres heeft voor het jaar 2023 een voorschot huurtoeslag ontvangen van
€ 3.533,-. Dit voorschot is als gevolg van een huurwijziging later aangepast naar € 3.607,-. Per 1 oktober 2023 heeft eiseres de huurtoeslag stopgezet. De Dienst Toeslagen heeft vanuit de Basisregistratie Personen (BRP) een melding ontvangen dat eiseres per 26 augustus 2023 is verhuisd. Vervolgens heeft de Dienst Toeslagen de huurtoeslag opnieuw berekend op
€ 2.380,- en € 305,- teruggevorderd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, waarna de Dienst Toeslagen is overgegaan tot het nemen van het bestreden besluit. Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Bestreden besluit
3. De Dienst Toeslagen stelt zich op het standpunt dat eiseres voor de maand september 2023 geen recht heeft op huurtoeslag. In september 2023 stond zij immers niet meer ingeschreven op het toeslagadres. De inschrijving op het toeslagadres is een voorwaarde voor het ontvangen van huurtoeslag. Dat de huurovereenkomst nog liep tot 26 september 2023 betekent niet dat eiseres haar recht op toeslag behoudt tot die datum. Verder is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om de terugvordering te matigen.
Beroepsgronden
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het standpunt van de Dienst Toeslagen. Zij voert hiertoe aan dat zij in september 2023 regelmatig bij haar ouders verbleef vanwege haar nieuwe baan. Daarom had zij zich alvast ingeschreven op het adres van haar ouders, zodat zij geen belangrijke post zou missen. Zij heeft echter tot eind september 2023 wel op het toeslagadres gewoond en de huur betaald.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of de Dienst Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen recht heeft op huurtoeslag voor september 2023 en dat zij een bedrag van € 305,- moet terugbetalen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De vaststelling van het recht op huurtoeslag
7. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag (Wht), een huurtoeslag slechts wordt toegekend als de huurder op het adres van de desbetreffende woning is ingeschreven in de BRP. Op grond van het tweede lid van dit artikel kan in afwijking van het eerste lid een huurtoeslag worden toegekend als de onjuiste inschrijving in het BRP niet aan de huurder kan worden toegerekend.
7.1.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat eiseres in de BRP tot 26 augustus 2023 stond ingeschreven op het adres [adres 1]te [plaats 2] en vanaf 26 augustus 2023 staat ingeschreven op de [adres 2] te [plaats 1] .
7.2.
Op grond van vaste jurisprudentie mag de Dienst Toeslagen uitgaan van de juistheid van de gegevens in de BRP zolang er bij die inschrijving geen aantekening van onjuistheid is geplaatst (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1681). In de BRP is geen aantekening van onjuistheid geplaatst. Uitgaande van de informatie uit de BRP had eiseres voor september 2023 geen recht op huurtoeslag voor de woning aan de [adres 1] te [plaats 2] .
7.3.
Een uitzondering kan worden gemaakt als zou blijken dat sprake is van een onjuiste inschrijving in de BRP die eiseres niet kan worden toegerekend. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn als eiseres wegens ziekte niet in staat was om op het juiste moment in te schrijven. Een dergelijk geval doet zich hier niet voor.
De terugvordering van de huurtoeslag
8. In artikel 26, eerste lid, van de Awir is bepaald dat de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd is, als een herziening van een tegemoetkoming of voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag. Als de nadelige gevolgen voor de belanghebbende van een volledige terugvordering van het bedrag onevenredig zijn in verhouding tot de met die volledige terugvordering te dienen doelen, kan de Dienst Toeslagen op grond van artikel 26, tweede lid, van de Awir, bij het vaststellen van de beschikking tot terugvordering een lager bedrag terugvorderen.
8.1.
De staatssecretaris van Financiën heeft in het Verzamelbesluit Toeslagen beleid over de terugvordering van toeslagen vastgesteld. Hierin is opgenomen dat alleen bijzondere omstandigheden zich kunnen verzetten tegen gehele terugvordering en dat als dergelijke omstandigheden zich voordoen en de gehele terugvordering onevenredig is, de Dienst Toeslagen kan afzien van de terugvordering of het bedrag van de terugvordering kan matigen.
8.2.
Gesteld noch gebleken is dat (volledige) terugvordering voor eiseres onevenredig is. Het vorenstaande betekent dat de Dienst Toeslagen terecht de huurtoeslag over september 2023 heeft teruggevorderd.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van J. Boer-IJzelenberg, griffier, op 21 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.