ECLI:NL:RBZWB:2025:263
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake zorgtoeslag
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van de Dienst Toeslagen, dat op 22 februari 2024 is genomen. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D.P.W.H. Cremers, heeft in de bezwaarfase meerdere verzoeken ingediend, waarop de Dienst Toeslagen in het bestreden besluit heeft gereageerd. Tijdens de zitting op 9 januari 2025, waar zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigden van de Dienst Toeslagen aanwezig waren, heeft eiseres aangegeven het niet eens te zijn met het bestreden besluit en verzocht om een termijn van vier weken voor het indienen van haar beroepsgronden. Deze termijn is haar verleend, maar er zijn geen gronden ingediend, ook niet door haar gemachtigde.
De Dienst Toeslagen heeft in het verweerschrift aangevoerd dat eiseres niet-ontvankelijk verklaard moet worden. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet duidelijk heeft gemaakt op welke punten zij het bestreden besluit betwist. De rechtbank heeft het standpunt van eiseres, zoals dat ter zitting is aangevoerd, als tardief beschouwd en buiten beschouwing gelaten wegens strijd met de goede procesorde. Op basis van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en is op 21 januari 2025 openbaar gemaakt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van het griffierecht of de proceskosten. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak kan worden ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.