ECLI:NL:RBZWB:2025:262

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
02-281181-23; 02-386864-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor afpersing en vernieling met rekening houdend met begeleidwonenplek verdachte

Op 22 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1978, die zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en vernieling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 8 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.A.P. van Hees, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het afpersen van een slachtoffer door deze met een fiets klem te rijden en onder bedreiging van geweld een ING-betaalpas af te dwingen. Daarnaast werd hij beschuldigd van het opzettelijk vernielen van een raam van een woning. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar was en dat de verdachte niet op rechtmatige wijze over de bankpas beschikte. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van 150 dagen, waarvan 148 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens werd een taakstraf van 120 uur opgelegd. De rechtbank hield rekening met het reclasseringsrapport, waaruit bleek dat de verdachte zich recentelijk had opgesteld voor begeleiding in een beschermde woonvorm. De rechtbank besloot dat de verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis, maar onder toezicht van de reclassering moet blijven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummers: 02-281181-23; 02-386864-24 (ttz gev)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 januari 2025
in de strafzaak tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1978 te [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
raadsvrouw mr. L.C.W. Wingens, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 januari 2025, waarbij de officier van justitie mr. S.A.A.P. van Hees en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing (parketnummer 02-281181-23) en dat hij een raam heeft vernield (parketnummer 02-386864-24).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de feiten kunnen worden bewezen. Aangever heeft een betrouwbare verklaring afgelegd over de afpersing. Daarnaast is zijn bankpas aangetroffen in het politievoertuig waarin verdachte is vervoerd. Verdachte heeft de vernieling bekend.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de afpersing. De verklaring van aangever is niet betrouwbaar. Het kan niet worden uitgesloten dat aangever zijn bankpas vrijwillig aan verdachte heeft gegeven, zoals verdachte heeft verklaard. De verdediging heeft zich voor de vernieling gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt op het moment dat er hoger beroep wordt ingesteld.
4.3.2
De bewijsoverweging
Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van aangever [slachtoffer 1] betrouwbaar. Aangever heeft dezelfde dag een verklaring afgelegd. Verdachte heeft zich in eerste instantie op zijn zwijgrecht beroepen en heeft pas bij zijn verhoor door de rechter-commissaris een verklaring afgelegd. Op dat moment beschikte hij al over het strafdossier en wist hij dus dat de betreffende pas in de politiebus was gevonden. Verdachte heeft toen verklaard dat hij op 25 oktober 2023 een confrontatie had met aangever en dat aangever zijn bankpas naar verdachte had gegooid. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. De bankpas van aangever is aangetroffen tegen het plafond van het politievoertuig waarin toen alleen verdachte was vervoerd. Als verdachte daadwerkelijk op rechtmatige wijze over de bankpas van aangever beschikte, had hij deze pinpas niet hoeven verstoppen in het politievoertuig en had hij deze meteen aan de politie kunnen overhandigen. Daarnaast zijn bij verdachte meerdere bankpassen aangetroffen die niet van hem waren en bevat het dossier aanwijzingen dat verdachte zich mogelijk bezighield met het stelen daarvan. Dit sterkt de rechtbank in de overtuiging dat verdachte ook de bankpas van aangever niet op rechtmatige wijze heeft verkregen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
onder parketnummer 02-281181-23
op 25 oktober 2023 te Tilburg met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een ING betaalpas, die aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, door die [slachtoffer 1] met een fiets klem te rijden en daarbij dreigend de woorden toe te voegen, (terwijl verdachte zijn hand op zijn jaszak hield) zakelijk weergegeven dat
hijhem geld moest geven en dat hij
hemanders dood zou schieten;
onder parketnummer 02-386864-24
op 29 oktober 2024 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een voorraam van de woning, gelegen aan het [adres 2] , die aan een ander toebehoorde heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 147 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaar en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf van 120 uur gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht een voorwaardelijke geldboete op te leggen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing. Verdachte dacht snel aan geld te kunnen komen en heeft kennelijk niet (genoeg) stilgestaan bij de angst die dit bij zijn slachtoffer kon veroorzaken. Hij heeft ook een raam van een woning vernield en daarmee niet alleen schade, maar ook overlast veroorzaakt.
Reclassering Nederland heeft op 12 december 2024 een rapport uitgebracht over verdachte. Uit dat rapport blijkt onder meer dat verdachte (veel) vaker is veroordeeld voor onder meer vermogens- en geweldsdelicten. De afgelopen jaren stond verdachte niet open voor reclasseringsbemoeienis en was er sprake van een isd-scenario. De reclassering heeft zorgen over de financiën, het sociale netwerk, middelengebruik, psychosociaal functioneren en houding van verdachte. Er is sprake van hardnekkige verslavingsproblematiek en een licht verstandelijke beperking. De reclassering vindt het positief dat verdachte zich de afgelopen periode begeleidbaar heeft opgesteld. Verdachte is verhuisd naar een beschermde woonvorm van de Regionale Instelling voor Beschermd en Begeleid Wonen en staat open voor een kortdurende opname voor detoxificatie. De reclassering ziet daardoor mogelijkheden voor reclasseringsbemoeienis en de inzet van gedragsinterventies.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met het reclasseringsrapport en de begeleidwonenplek waar verdachte inmiddels verblijft. De rechtbank legt een gevangenisstraf op voor de duur van 150 dagen, waarvan 148 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaar. Aan die proeftijd verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering. Het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf is gelijk aan het voorarrest van verdachte, wat betekent dat hij voor deze zaken niet terug hoeft naar de gevangenis en hij begeleid kan blijven wonen. Het voorwaardelijke strafdeel is ook bedoeld om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Naast deze gevangenisstraf legt de rechtbank een taakstraf van 120 uur op.

7.Het beslag

Voor de in beslag genomen bankpas zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02-281181-23:afpersing;
parketnummer 02-386864-24:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoort, vernielen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 148 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat:
  • verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij verslavingsreclassering Novadic-Kentron op het adres Jan Wierhof 14 te Tilburg. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • verdachte zich laat behandelen door Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en indien nodig meewerkt aan diagnostisch onderzoek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • verdachte verblijft bij het RIBW of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [slachtoffer 1] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 1969, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
  • verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak en hoe lang verdachte wordt gecontroleerd;
- geeft opdracht aan genoemde reclasseringsinstelling tot het houden van toezicht op de naleving van de voormelde bijzondere voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn:
  • dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
1 stk bankpas, betaalkaart ING.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Donders, voorzitter,
en mrs. J.C.A.M. Los en C.H.M. Pastoors, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 januari 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte wordt onder parketnummer 02-281181-23 ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 oktober 2023 te Tilburg met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een ING betaalpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n), door die [slachtoffer 1] met een fiets klem te rijden en/of daarbij dreigend de woorden toe te voegen, (terwijl verdachte zijn hand op zijn jaszak hield) zakelijk weergegeven "dat ik hem geld moest geven" en/of "dat hij mij anders dood zou schieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Aan verdachte wordt onder parketnummer 02-386864-24 ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 oktober 2024 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een voorraam van de woning, gelegen aan het [adres 2] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.