ECLI:NL:RBZWB:2025:2605

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
11326174 \ CV EXPL 24-3214
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van niet-betaalde facturen voor kinderopvang met erkenning van de hoofdsom door de gedaagde

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de stichting LPS Kinderopvang (hierna: LPS) een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij wegens niet-betaalde facturen voor kinderopvangdiensten. De partijen hebben op 15 april 2022 een plaatsingsovereenkomst gesloten, waarbij LPS de opvang van de dochter van de gedaagde verzorgde. LPS heeft facturen verzonden ter waarde van € 2.627,94, waarvan slechts € 407,22 is betaald door de gedaagde. Na een aanmaning op 5 juli 2023, waarin de gedaagde werd verzocht het openstaande bedrag te voldoen, bleef een bedrag van € 2.220,72 onbetaald.

LPS vorderde bij de rechtbank een totaalbedrag van € 2.850,56, inclusief hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en rente. De gedaagde erkende de verschuldigdheid van de hoofdsom, maar wenste een betalingsregeling. De kantonrechter heeft ambtshalve de overeenkomst en de algemene voorwaarden beoordeeld en vastgesteld dat aan de wettelijke informatieplichten is voldaan. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde het restant van de hoofdsom en de wettelijke rente moet betalen, evenals de buitengerechtelijke kosten. De proceskosten zijn eveneens toegewezen aan LPS.

Het vonnis, uitgesproken op 26 maart 2025, veroordeelt de gedaagde tot betaling van € 2.447,50 aan LPS, vermeerderd met wettelijke rente, en € 403,06 voor buitengerechtelijke kosten, alsook de proceskosten van € 1.143,38. De gedaagde moet deze bedragen binnen veertien dagen na aanschrijving voldoen, met de mogelijkheid van betekening indien niet tijdig wordt voldaan.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 11326174 \ CV EXPL 24-3214
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van
de stichting STICHTING LPS KINDEROPVANG,
gevestigd te Bergen op Zoom ,
eisende partij,
hierna te noemen: LPS,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 september 2024 met producties 1 tot en met 7,
- het mondeling antwoord met productie,
- de conclusie van repliek met producties 8 tot en met 10,
- de mondelinge conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 15 april 2022 hebben partijen een plaatsingsovereenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst heeft LPS in opdracht en voor rekening van [gedaagde] gedurende drie dagdelen per week de opvang verzorgd van de dochter van [gedaagde] , met ingang van 20 april 2022. Op deze overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2016 e.v. van toepassing.
2.2.
LPS heeft voor de door haar verrichte diensten de volgende facturen gestuurd aan [gedaagde] voor een totaalbedrag van € 2.627,94:
2.3.
Op deze facturen heeft [gedaagde] een bedrag van € 407,22 betaald.
2.4.
LPS heeft [gedaagde] op 5 juli 2023 een aanmaning gestuurd, met daarin een termijn van 14 dagen vanaf de dag nadat de brief bij [gedaagde] is bezorgd, om het verschuldigde bedrag aan hoofdsom en eventueel verschuldigde rente te voldoen. [gedaagde] heeft een bedrag van € 2.220,72 onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
LPS vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.850,56 (bestaande uit € 2.220,72 aan hoofdsom, € 403,06 inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten en € 226,78 aan rente tot de dag van dagvaarding), vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.627,94, vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
LPS legt aan haar vordering ten grondslag dat partijen een overeenkomst hebben gesloten op grond waarvan zij de opvang heeft verzorgd van de dochter van [gedaagde] . [gedaagde] is op grond van de overeenkomst verplicht tot betaling van de facturen voor die opvang. LPS stelt dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Zij heeft ondanks verzoek en sommatie de facturen niet volledig betaald. [gedaagde] is niet alleen het restant van de hoofdsom verschuldigd, maar ook wettelijke (handels)rente. Bovendien heeft LPS buitengerechtelijke incassokosten moeten maken om de facturen betaald te krijgen. Ook die kosten moet [gedaagde] vergoeden.
3.3.
[gedaagde] erkent de verschuldigdheid van de gevorderde hoofdsom. Zij wil een betalingsregeling afspreken.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ambtshalve toetsing
4.1.
De overeenkomst tussen partijen is buiten de verkoopruimte gesloten, tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230m en artikel 6:230t jo. 6:230v BW. Dit is ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd. De kantonrechter is van oordeel dat LPS voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat aan voornoemde essentiële informatieplichten is voldaan.
4.2.
De kantonrechter heeft ook ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en de daarop van toepassing zijnde overgelegde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval.
[gedaagde] moet de facturen en kosten betalen
4.3.
[gedaagde] heeft erkend dat zij het gevorderde restantbedrag van de facturen (€ 2.220,72) moet betalen. Deze vordering zal worden toegewezen. [gedaagde] heeft ook geen verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente. Deze rente moet [gedaagde] daarom ook betalen.
4.4.
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] graag een betalingsregeling wil, maar daar kan de kantonrechter niet over beslissen. LPS en [gedaagde] kunnen alleen samen een betalingsregeling afspreken.
4.5.
LPS vordert ook incassokosten. LPS heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de wettelijke eisen en het gevorderde bedrag komt overeen met het geldende tarief. Omdat LPS onweersproken heeft gesteld dat zij de omzetbelasting niet kan verrekenen, wordt de vergoeding verhoogd met btw. Daarom wordt een bedrag van € 403,06 inclusief btw toegewezen. Ook over dit bedrag moet [gedaagde] wettelijke rente betalen.
4.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van LPS worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,38
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.143,38

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan LPS te betalen een bedrag van € 2.447,50 (bestaande uit € 2.220,72 aan hoofdsom en € 226,78 aan rente vanaf de respectievelijke verzuimdata van de facturen tot 10 september 2024), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 2.220,72 vanaf 10 september 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan LPS van € 403,06 voor buitengerechtelijke kosten inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 10 september 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.143,38, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.