ECLI:NL:RBZWB:2025:259
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding en immateriële schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de gemachtigde van eiser op 25 april 2023 een verzoek ingediend op grond van de Wet open overheid (Woo). Verweerder, De Nationale Ombudsman, heeft dit verzoek op 2 mei 2023 niet behandeld vanwege misbruik van recht door de gemachtigde. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd op 16 mei 2023 niet-ontvankelijk verklaard. Op 25 juli 2023 heeft verweerder de gemachtigde van eiser voor zes maanden geweigerd, wat leidde tot de intrekking van het eerdere besluit. Eiser heeft op 7 september 2023 een gedeeltelijk gegrond bezwaar gekregen, maar de gemachtigde heeft op 9 maart 2024 aangegeven dat er geen proceskostenvergoeding was toegekend, wat leidde tot een verzoek om schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen procesbelang meer had, omdat hij in het gelijk was gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen recht op proceskostenvergoeding was, omdat de besluiten niet waren herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de termijn voor schadevergoeding nog niet was verstreken, aangezien de redelijke termijn tot 3 mei 2025 loopt. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.