ECLI:NL:RBZWB:2025:2578

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
BRE 24/5811
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een beroep tegen de minister van Financiën inzake de hardheidsclausule van de Wet hersteloperatie toeslagen

Op 28 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de minister van Financiën. De eiser had op 1 december 2023 een aanvraag ingediend voor toepassing van de hardheidsclausule zoals bedoeld in de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De rechtbank beoordeelt het beroep van de eiser, die stelt dat de minister niet tijdig op zijn aanvraag heeft beslist. De rechtbank stelt vast dat de minister op 8 februari 2024 een beslissing op bezwaar heeft genomen, die later is herzien op 16 juli 2024. De eiser beweert dat hij de minister op 27 februari 2024 in gebreke heeft gesteld, maar de rechtbank concludeert dat de minister al voor deze ingebrekestelling een besluit had genomen. Hierdoor is het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat de minister tijdig heeft beslist. De rechtbank legt geen beslistermijn op en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5811

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser,
en

de minister van Financiën.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag van 1 december 2023 om toepassing van de hardheidsclausule zoals bedoeld in de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht).
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk?
3. De rechtbank stelt vast dat de minister in de beslissing op bezwaar van 8 februari 2024 (die is herzien met de beslissing op bezwaar van 16 juli 2024) ook een inhoudelijke beslissing heeft genomen op de aanvraag van eiser om de hardheidsclausule, zoals bedoeld in de Wht, toe te passen. Op dit moment was de minister nog niet in gebreke gesteld door eiser. Eiser stelt namelijk dat hij de minister op 27 februari 2024 in gebreke heeft gesteld, maar toen was het besluit al genomen door de minister. De minister heeft dan ook op tijd beslist.
3.1.
Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De minister heeft op 8 februari 2024, voor de ingebrekestelling van 27 februari 2024 en het instellen van het beroep op 15 juli 2024, een besluit genomen op de aanvraag van eiser om toepassing van de hardheidsclausule. Daarom kan de rechtbank geen beslistermijn opleggen en hoeft de minister geen dwangsom aan eiser te betalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 28 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.