ECLI:NL:RBZWB:2025:2556

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
24/4775
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een IVA-uitkering toe te kennen beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.I. Bal, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV, dat zijn arbeidsongeschiktheid per 1 december 2022 op 80 tot 100% had vastgesteld, maar deze niet duurzaam achtte. De rechtbank behandelt de argumenten van eiser en de medische beoordelingen van het UWV, waarbij de verzekeringsarts concludeert dat er nog behandelmogelijkheden zijn voor de hernia en psychische klachten, wat de duurzaamheid van de beperkingen in twijfel trekt.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat de arbeidsongeschiktheid van eiser niet duurzaam is, omdat er behandelmogelijkheden zijn die verbetering kunnen opleveren. De rechtbank wijst erop dat de verzekeringsarts b&b voldoende onderbouwd heeft dat verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten. Eiser heeft geen nieuwe medische feiten aangedragen die de prognose van de verzekeringsarts b&b ondermijnen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de beschikbaarheid van behandelmogelijkheden bij de beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4775 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. M.I. Bal,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering aan hem een IVA-uitkering (Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam
arbeidsongeschikten) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 23 mei 2023 (primair besluit) eisers WIA-
uitkering opnieuw beoordeeld en de mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van 1 december 2022 gewijzigd naar 80 tot 100%. Met het bestreden besluit van 22 april 2024 is eisers bezwaar ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en mr. H.M. van Gent namens het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser per 1 december 2022 voor 80 - 100% arbeidsongeschikt is, maar dat deze arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht heeft beoordeeld dat de arbeidsongeschiktheid van eiser per 1 december 2022 wel 80-100% is, maar niet duurzaam is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiser is werkzaam geweest als machineoperator. Voor dat werk is hij op 6 maart 2017 uitgevallen vanwege psychische klachten. Na het doorlopen van de wachttijd heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd. Per 15 maart 2019 heeft het UWV aan eiser een WIA-uitkering toegekend op basis van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Na een herbeoordeling heeft het UWV bepaald dat eiser weer benutbare mogelijkheden heeft. Eiser werd voor 42,37% arbeidsongeschikt geacht. In bezwaar is dit percentage gewijzigd naar 48,65%.
3.3
Op 16 maart 2023 heeft eiser het UWV verzocht om een herbeoordeling uit te voeren. Op 23 mei 2023 heeft het UWV besloten dat eiser vanaf 1 december 2022 80 tot 100% arbeidsongeschikt is, maar dat deze arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. Eiser heeft bezwaar aangetekend, waarna het UWV is overgegaan tot het nemen van het bestreden besluit.
3.4
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser volledig arbeidsongeschikt is. In geschil is alleen de vraag of de volledige arbeidsongeschiktheid van eiser duurzaam is, zodat hij recht heeft op een IVA-uitkering.
Zijn de (duurzame) beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsgeneeskundige beoordelingen door het UWV
Verzekeringsarts [naam 4] heeft eiser in het kader van zijn verzoek om een herbeoordeling gezien op het spreekuur van 6 mei 2023. De verzekeringsarts heeft in zijn rapportage van 8 mei 2023 geconcludeerd dat er benutbare mogelijkheden zijn. Er kan immers niet gesproken worden over persoonlijk en sociaal disfunctioneren, opname, ADL-afhankelijkheid of infauste prognose. Wel is er vanaf december 2022 sprake van toegenomen fysieke beperkingen en reactief persisterende sociaal-emotionele beperkingen met een verlaagde frustratietolerantie. Als gevolg van de verslechterde hernia wordt eiser verdergaand beperkt geacht ten aanzien van de rug- en been belasting. Op psychisch vlak worden onder andere beperkingen aangenomen voor confronterende en stressvolle situaties. De beperkingen en belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 8 mei 2023.
Verzekeringsarts b&b [naam 1] heeft naar aanleiding van eisers bezwaar aanvullende informatie opgevraagd, het dossier bestudeerd en op 15 april 2024 gerapporteerd. De verzekeringsarts b&b heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van het primaire oordeel van de verzekeringsarts. De beperkingen worden niet duurzaam geacht. Er is voldoende rekening gehouden met de aanwezige problematiek. Omdat eiser voor 80 – 100% arbeidsongeschikt wordt geacht, dient de duurzaamheid van de beperkingen beoordeeld te worden volgens het stappenplan. Bij stap 1 wordt overwogen dat er nog behandelmogelijkheden zijn voor de hernia, te weten de voorgestelde operatie door de neurochirurg. Voor de chronische depressie zijn er nog mogelijkheden in de vorm van lithium en ECT (elektroconvulsietherapie). Deze behandelingen sluiten aan bij de richtlijn depressie van de federatie van medisch specialisten. Dat eiser af ziet van deze behandelmogelijkheden maakt niet dat deze behandelingen geen adequate therapieën zijn. Nu verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten, heeft de verzekeringsarts b&b bij stap 2 beoordeeld in hoeverre die verbetering in het eerstkomende jaar te verwachten valt. Met lithium en ECT kunnen de depressieve klachten bij belanghebbende (volledig) afnemen, mits eiser de behandeling adequaat volgt. De werkzaamheid van beide behandelingen is aangetoond. Na de herniaoperatie moet de belasting van de rug opgebouwd worden. In de eerste zes weken vindt het grootste herstel plaats en mag men over het algemeen de rug weer normaal belasten. Bij sommigen duurt dit langer, maar naar verwachting treedt herstel binnen zes maanden op. Verbetering van de belastbaarheid kan dus binnen het eerste jaar verwacht worden. In principe kunnen met de behandeling de beperkingen volledig afnemen, maar er kan ook een zekere kwetsbaarheid blijven op zowel lichamelijk als psychisch gebied. Uit preventief oogpunt kunnen dan beperkingen aangenomen worden en deze zouden dan als duurzaam kunnen worden beschouwd. De belastbaarheid komt dan overeen met de FML van 21 juni 2021 waarbij is aangegeven dat de verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks te verwachten is. Eisers stelling dat de klachten sinds 2017 niet zijn afgenomen en daarom duurzaam zijn, kan niet gevolgd worden. Er waren immers behandelmogelijkheden waarvan eiser heeft afgezien. Als eiser deze behandelingen wel had gevolgd, zouden de klachten per datum in geding verbeterd kunnen zijn. Het enkele feit dat de klachten er nog steeds zijn, maakt niet dat de beperkingen duurzaam zijn.
Verzekeringsarts b&b [naam 1] heeft naar aanleiding van het beroepsschrift aanvullend gerapporteerd op 15 oktober 2024. Daarin is overwogen dat verzekeringsarts [naam 2] ten tijde van de beoordeling op 14 juni 2021 is uitgegaan van artrose van de wervelkolom, een aanpassingsstoornis en rouwreactie. Verzekeringsarts [naam 4] is echter uitgegaan van artrose van de wervelkolom, HNP, overige aanpassingsstoornissen met depressieve stemming bij onderliggend mogelijk impulsregulatieproblematiek, overige angststoornis, hypertensie en OSAS. Nu uit is gegaan van andere diagnoses, kan de prognose ook anders zijn. Beide verzekeringsartsen hebben hun prognose niet volgens het stappenplan beargumenteerd. Het is onduidelijk hoe verzekeringsarts [naam 2] tot zijn conclusie is gekomen dat verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks te verwachten is.
De verzekeringsarts b&b heeft wel volgens het stappenplan beargumenteerd waarom verbetering van de belastbaarheid te verwachten is. In beroep worden er geen nieuwe medische feiten aangedragen die een ander beeld geven omtrent de prognose. Bij deze beoordeling is kennisgenomen van eisers voorgeschiedenis en al zijn aandoeningen. Sociale omstandigheden en leeftijd spelen geen rol, omdat uitgegaan moet worden van de geobjectiveerde aandoeningen. Uit de informatie van de neurochirurg en de psychiater is gebleken dat er behandelmogelijkheden zijn. Omdat eiser deze behandelingen niet heeft gehad, kan niet met zekerheid worden vastgesteld of deze behandelingen een verbetering van zijn belastbaarheid zullen geven. Er moet dan uitgegaan worden van de behandelresultaten in de algemene populatie. Daar is de verwachting tot verbetering van belastbaarheid redelijk tot goed. Dat eiser de risico’s van deze behandelingen te groot vindt, maakt niet dat de voorgestelde behandelingen geen optie zijn. Indien de behandelend sector de risico’s te groot zou achten, zouden de behandelingen niet voorgesteld zijn. De risico’s zijn op zich aanvaardbaar.
In het kader van de beoordeling van de duurzaamheid gaat het er niet om of de behandelingen een garantie tot succes bieden, maar of verwacht mag worden dat er verbetering optreedt. Aan het feit dat de klachten zijn toegenomen ondanks de ingezette behandelingen kan geen betekenis worden toegekend. Dit zijn immers niet de behandelingen geweest die nu worden voorgesteld. Daarnaast zijn de rugklachten toegenomen als gevolg van een hernia die ten tijde van de beoordeling in 2021 nog niet aanwezig was en die dus nog behandelbaar is. Er zal mogelijk een zekere kwetsbaarheid blijven bestaan. De door verzekeringsarts [naam 2] opgestelde FML van 21 juni 2021 bevat beperkingen waarvan de verzekeringsarts b&b ook stelt dat deze beperkingen duurzaam zijn. Omdat er sprake is van een andere ingangsdatum heeft de verzekeringsarts b&b alsnog een FML opgesteld met betrekking tot de duurzame beperkingen. De duurzame beperkingen en belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de FML van 5 november 2024.
4.2
Standpunten van partijen
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek in strijd is met artikel 4 van het Schattingsbesluit. Dit moet namelijk vrij zijn van innerlijke tegenspraak. De motvering van verzekeringsarts [naam 2] voor de duurzaamheid van de klachten wordt nu gebruikt als motivering waarom de beperkingen van eiser (geheel) kunnen afnemen. Daarnaast staat de aanwezigheid van een behandelmogelijkheid niet gelijk aan het afnemen van beperkingen. Behandelmogelijkheden kunnen ook als doel hebben verslechtering te voorkomen. Het UWV heeft op basis van algemene informatie gemotiveerd dat er kans is op verbetering. Er is daarbij niet gekeken naar de voorgeschiedenis, leeftijd en overige omstandigheden van eiser. Feit is dat de klachten van eiser ten opzichte van 2021 fors zijn toegenomen. De ingezette behandeling heeft geen verbetering opgeleverd. De voorgestelde behandelingen bieden daarnaast geen garantie tot succes. Eiser krijgt mogelijkheden voorgesteld vanuit de behandelend sector, waarbij ook de risico’s van deze behandelingen wordt belicht. Dat hij op basis hiervan een eigen afweging kan en mag maken, zou niet van invloed moeten zijn bij deze beoordeling. Verder was er geen FML opgesteld ten aanzien van de duurzame beperkingen om te zien of dit kan leiden tot volledige arbeidsongeschiktheid.
Het UWV heeft in verweer verwezen naar de aanvullende rapportage van verzekeringsarts b&b [naam 1] van 15 oktober 2024.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bij het onderzoek naar de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid hanteert het UWV een beoordelingskader voor de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen. Op grond van het beoordelingskader wordt duurzaamheid aangenomen indien verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten, dan wel niet of nauwelijks is te verwachten. Daarnaast bevat het beoordelingskader een stappenplan ter vaststelling van de prognose van de arbeidsbeperkingen van de uitkeringsgerechtigde, uitgaande van de medische situatie op het moment van beoordeling. Samengevat weergegeven behelst stap één de beoordeling door de verzekeringsarts of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval als er sprake is van een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden of een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Is dat niet het geval, dan dient bij stap twee de verzekeringsarts te beoordelen in hoeverre verbetering in het eerstkomende jaar te verwachten is. Stap drie geeft criteria voor de beantwoording van de eventuele vervolgvraag of na het eerste jaar nog verbetering van de belastbaarheid te verwachten is. Dat is alleen het geval als van een behandeling vaststaat dat die eerst op langere termijn gericht kan zijn op verbetering van de belastbaarheid, en er sprake is van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden.
4.3.2
Volgens vaste rechtspraak dient de verzekeringsarts zich een oordeel te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. [1] Hierbij moet hij, uitgaande van de medische situatie op de datum in geding, een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. Het gaat dan om een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op uitkering en in de periode daarna, dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn. Als die inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
4.3.3
Het is ook vaste rechtspraak dat het, indien een verzekerde in beroep komt tegen een besluit waarbij op basis van een rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is vastgesteld dat geen sprake is van duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid, aan de verzekerde is om zijn standpunt dat de prognose van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet deugdelijk was voldoende te onderbouwen. [2]
4.3.4
De verzekeringsarts b&b heeft naar het oordeel van de rechtbank aan de hand van het stappenplan voldoende onderbouwd dat verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten, omdat er nog behandelmogelijkheden zijn. Ten aanzien van de behandelmogelijkheden voor de psychische klachten (te weten behandeling met lithium en ECT) heeft de verzekeringsarts b&b aangevoerd dat de depressieve klachten binnen het jaar (volledig) kunnen afnemen, mits eiser de behandeling adequaat volgt. De werkzaamheid van beide behandelingen is aangetoond. Voor de operatie aan de hernia heeft de verzekeringsarts b&b gemotiveerd dat er naar verwachting binnen zes maanden verbetering op zal treden. Deze beoordeling en inschatting is gebaseerd op alle medische informatie die nu bekend is.
4.3.5
Eisers stelling dat dit tegenstrijdig is aan een eerder oordeel van verzekeringsarts [naam 2] volgt de rechtbank niet. Het UWV heeft terecht aangevoerd dat er bij deze beoordeling is uitgegaan van andere diagnoses met daarbij behorende prognoses. Daarnaast was de hernia en de daarbij voorgestelde behandeling nog niet bekend ten tijde van de beoordeling van verzekeringsarts [naam 2] . Eiser heeft daarnaast niets aangevoerd waaruit blijkt dat de prognose voor de verbetering van de belastbaarheid niet klopt. Hij heeft gesteld dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn voorgeschiedenis, leeftijd en overige omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht heeft gesteld dat voor de beoordeling gekeken moet worden naar geobjectiveerde aandoeningen. Over deze aandoeningen is informatie opgevraagd bij eisers behandelaren. Die behandelaren geven aan dat er een behandeling mogelijk is. De rechtbank volgt de verzekeringsarts b&b in zijn stelling dat de voorgestelde behandelingen in het algemeen leiden tot een verbetering van de belastbaarheid. Er is geen aanleiding om daar in het geval van eiser anders over te denken.
4.3.6
Door de verzekeringsarts b&b is in beroep alsnog een FML opgesteld met daarin vermeld de beperkingen die duurzaam zijn. Eiser heeft aangevoerd dat de FML van verzekeringsarts [naam 2] , waar de verzekeringsarts b&b [naam 1] eerst naar verwees, inmiddels als gevolg van een andere procedure bij deze rechtbank is gewijzigd door verzekeringsarts [naam 3]. De wijziging van deze FML kan mogelijk gevolgen hebben voor de FML in de onderhavige beoordeling. De rechtbank overweegt dat de betreffende psychische beperkingen (op macroniveau) die verzekeringsarts [naam 3] later heeft aangenomen reeds waren opgenomen in de FML van verzekeringsarts [naam 4] . Deze verzekeringsarts heeft eiser voor het eerst gezien in het kader van de herbeoordeling. De verzekeringsarts b&b [naam 1] heeft de beperkingen opgenomen door verzekeringsarts [naam 4] beoordeeld en getoetst of deze voor duurzaamheid in aanmerking kwamen. Gelet op hetgeen eerder besproken is ten aanzien van de beschikbaarheid van behandelmogelijkheden, is beoordeeld dat een deel van de door verzekeringsarts [naam 4] opgenomen beperkingen niet als duurzaam kan worden aangemerkt. De rechtbank is daarmee van oordeel dat de latere wijziging van de FML door verzekeringsarts [naam 3] niet van invloed kan zijn op deze procedure, omdat de aanvullende beperkingen aangenomen door verzekeringsarts [naam 3] reeds beoordeeld en meegenomen zijn door verzekeringsarts b&b [naam 1] in de onderhavige procedure.
4.3.7
De rechtbank komt samenvattend tot de conclusie dat er behandelmogelijkheden zijn geadviseerd door de specialisten en dat niet is gebleken of aangetoond waarom deze behandelmogelijkheden niet aangewezen zijn voor eiser. Het UWV mocht uitgaan van deze behandelmogelijkheden bij het beoordelen van de kans op verbetering. Het UWV heeft tevens voldoende onderbouwd op welke termijn verbetering verwacht kan worden. Gelet op het voorgaande heeft het UWV naar het oordeel van de rechtbank terecht gesteld dat de arbeidsongeschiktheid van eiser niet duurzaam is, omdat er nog behandelmogelijkheden zijn die tot verbetering van de klachten kan leiden. Het besluit van het UWV tot weigering van een IVA-uitkering aan eiser houdt dan ook stand.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Als gevolg daarvan heeft eiseres geen recht op vergoeding van het griffierecht of de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van J. Boer-IJzelenberg, griffier, op 28 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 1 oktober 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN9226.