Uitspraak
1.DE VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA [de jachthaven] ,
2.
[vennoot 1],
3.
[vennoot 2],
4.
[vennoot 3],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een jachthaven en een huurder van een ligplaats. De jachthaven vorderde betaling van onbetaalde facturen en schadevergoeding na een incident waarbij de zeilboot van de huurder van bokken viel tijdens een storm. De jachthaven stelde dat de huurder zijn betalingsverplichtingen niet was nagekomen en vorderde een totaalbedrag van € 3.096,14, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De huurder voerde verweer en vorderde in reconventie een schadevergoeding van € 20.000,00, stellende dat de jachthaven tekort was geschoten in haar verplichtingen uit de stallingsovereenkomst.
De rechtbank oordeelde dat de jachthaven niet tekort was geschoten in haar verplichtingen en dat de vordering tot betaling van de facturen toewijsbaar was. De rechtbank wees de vordering van de huurder in reconventie af, omdat de jachthaven voldoende zorg had gedragen voor de stalling van de boot. De rechtbank oordeelde dat de huurder de kosten voor de hijswerkzaamheden en de winterstalling moest vergoeden, evenals het liggeld voor 2022. De huurder werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 2.997,10, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten. De vordering van de huurder in reconventie werd afgewezen.